vermogen te wijzigen, als het noodig zal oordeelen; dat uit het hiervoren overwogene derhalve volgt, dat den eisehers hun eisch en conclusie behoort te worden ontzegd, mits de ged. den hierboven vermelden eed, zoodanig als hij bij dit vonnis wordt gewijzigd, in den eersten of in den laatsten zin aflegge;

dat, voor het geval de ged. hierin mogt weigerachtig zijn of' in gebreke blijven, den eisehers hun eisch en conclusie behoort te worden toegewezen; met veroordeeling van de in het ongelijk gesteld wordende partij in al de kosten, ook die veroorzaakt door de enquête valitudinair, bij 's Hoven appointement dd. 23 Nov. 186i> gereserveerd;

Regt doende enz.,

Ontzegt den eisehers hun eisch en conclusie, mits de ged daartoe door de eisehers behoorlijk geroepen ter openbare teregtzitting van dit Hof, welke zal gehouden worden op Woensdag den 15 Julii 1868 des voormiddags ten half tien ure, den volgenden eed in den eersten oi in den laatsten zin aflegge, namelijk :

dat hij ged. H. G. C. Muller, zich noemende en schrijvende Henri Muller, nadat in Sept. 1866 de verwikkelingen der eisehers, Marcus oamson van Praag en Jacob van Praag, met betrekking tot de firma Uebrs. van Praag , waarvan zij vennooten zijn, alhier bekend werden met directehjk of mdirectelijk eenigerlei nadeelig gerucht omtrent den toestand der zaken van der eisehers firma heeft verspreid;

dat hij met in het geheim in particuliere gezelschappen of'in de societeit deHereeniging, noch in het openbaar, de meest eerroovende beleedigende of calumnieuse uitlatingen omtrent de eisehers en hunne mede-vennooten heelt gedaan, noch zich ten aanhoore van verschillende personen, luide heeft uitgelaten, dat hij ged. het er voor hield , dat de Gebrs. van Praag hunne zaken van den beginne af hadden toegelegd op dieverij en schurkerij , of wel: dat zij voorbedachtelijk en opzettelijk handelingen hebben gepleegd, om hunne goederen en hun vermogen te verduisteren en hunne crediteuren te benadeelen; en dat hij ged. wijders niet in het algemeen, in de voormelde bewoordingen, in sommige daarvan noch in andere bewoordingen doch m zin en bedoeling daarmede overeenkomende, op zoodanige wijze van en over de eisehers en hunne mede-vennooten gesproken heelt dat bij een ieder die hem hoorde en geloofde, de indruk moest ontstaan, dat de eisehers en hunne mede-vennooten oneerlijke of eeriooze menschen zijn;

of althans, zoo hij ged. al in een of ander opzigt die of dergelijke eerroovende, beleedigende of calumnieuse gezegden, uitdrukkingen of uitlatingen mogt hebben gebezigd, dat hij zulks niet heeft gedaan met oogmerk om de eisehers of een van hen te beleedigen of hen in de oogen van anderen verachtelijk te doen voorkomen ;

^ Veroordeelt de eisehers in dit geval in al de kosten van het geding , ook die , gevallen op de enquête valetudinair, die krachtens "s Hoven appointement van 23 Nov. 1866 heeft plaats gehad;

En, bijaldien de ged. mogt weigerachtig zijn of in gebreke blijven den voormelden eed in den eersten of den laatsten zin af te leggen voor dat geval verklaart, dat de ged. H. G. C. Muller, zich°noemende en schrijvende Henri Muller, de eisehers, M. S. van Praag en J. van 1 raag, atrocelijk heelt geïnjurieerd en gecalumnieerd , en veroordeelt hem ged. om die injuriën en calumniën te beteren, honorabel en profitabel: honorabel door te compareren inde audientie van de rolle van dit Geregtshof, en aldaar met ongedekten hoofde , ten aanhoore van een iegelijk, de eisehers, M. S. van Praag en J. van Praag, indien zij aldaar zullen willen tegenwoordig zijn, om vergiffenis te verzoeken, met verklaring, dat het hem van harte leed is , de injurieuse woorden en propoosten in de middelen van den eisch vermeld, van de eisehers te hebben uitgesproken en gehouden ; en dat hij de eisehers houdt en erkent voor mannen van eer, op wier gedrag en conduites hij niets weet te zeggen; en profitabel,'met ten behoeve van de armenkassen der verschillende gemeenten binnen deze kolonie, te betalen de som van ƒ 1050;

Veroordeelt den ged., in dit geval, in de'kosten van het proces, ook die, gevallen op de enquête valetudinair, die krachtens 's Hoven , appointement van 23 Nov. 1866 heeft plaats gehad;

Competerende den practizijn van de eisehers, den procureur A. H. de Gkanada , voor salaris de som van / 256.50, en dien van den ged. , den advokaat Mr. B. li. Colaco Bëlmonte , de som van i ƒ 175.50.

_ j

MENGELWERK.

- PREVENTIEVE GEVANGENIS. <

i

(Ingezonden.) i

In verband tot de vraag of, ook in betrekking tot de instructie >

preventief gevangenen cellulair kunnen en behooren te worden opge- 2 sloten, verdient opmerking hetgeen reeds in 1858 bij de opening der

jaarlijksche vergadering van het genootschap tot » Zedelijke verbetering c

der gevangenen , // gezegd werd door den heer Mr. A. de Vkies, des- 1

tijds regter-commissaris voor de strafzaken. 1 De vragen werden toen gesteld :

1°. Of naar het stelsel, waarop hier te lande de cellulaire opslui- z

ting wettelijk is ingevoerd en geregeld , die opsluiting ook voor pre- t

ventief gevangenen kan worden gebezigd; en d

20. Of de cellulaire opsluiting onbepaald wenschelijk is , voor eene

rigtige instructie. e

Aangaande die vragen lezen wij in de rede van den heer A. de

Vries: z

1°. Tegen de wettigheid der cellulaire opsluiting van preventieven z bestaat schijnbaar dat bezwaar, dat die opsluiting bij de wet van 1851 , het wettelijk karakter eene specifieke straf verkregen heeft. Die waarheid is niet te loochenen» Maar het is eene andere vraag,

of die wet in dien zin exclusief is , dat daardoor de bevoegdheid tot v

cellulaire opsluiting van aangeklaagden niet als straf volgens het Wetboek d

van Straf regt, maar als praeventieve maatregel volgens het Wetboek 11

van Strafvordering, zou zijn uitgesloten. Voor de bevestigende beant- g<

woording van deze vraag zie ik geen redelijke grond. n:

2„. En wat de wenschelijkheid voor eene goede instructie betreft :

ik wil in geenen deele ontkennen, dat een vasthoudend stilzwijgen te

het allergevaarlijkst element is, waarmede de instructie te kaïnpen rn

heelt : ik wil ook niet ontkennen , dat eene cellulaire opsluiting aan bt dat gevaarlijk element soms eenige kracht kan bijzetten, maar ik moet

er onmiddelijk op laten volgen, dat de misdadigers, bij wie dat gevaar- h<

lijke element zich voordoet, zeldzaam zijn: terwijl ik als mijne vaste g<

en stellige overtuiging uitspreek , dat de toestand van den preventief ge gevangene , bij gemeenschappelijke opsluiting van dien aard is, dat

zij uit een zedelijk beginsel, allerminst mag worden toegepast op K

dengenen wiens schuld nog twijfelachtig is, en dat zij bij het voor- m

uitzigt van eene veroordeeling tot cellulaire gevangen is-straf inderdaad w.

eene ongerijmdheid wordt. Ziedaar, Mijne Heeren! zeide Mr. de ge

Vries, het resultaat, waartoe ik kwam, en dat zich natuurlijk oplost de

in den wensch, dat toch nergens waar de gelegenheid bestaat, aan de de praeventief gedetineerde, de cel ontzegd worde, waarop hij , mijns

inziens, uit een beginsel van zedelijkheid en menschlijkheid regt th

heeft. Tot dus verre de heer de Vries. Wij laten overigens eene dij

bespreking der circulaire van de Ministers Wintgens en van Lilaar, tw

daar, doch voegen aan bovengemelde herinnering dit alleen toe uit eigen in

ervaring, zoo als lid van eene commissie van administratie over gen vangenissen» als tevens als regterlijk ambtenaar opgedaan , dat wij n meermalen hebben kunnen opmerken, hoe vreeslijk een aangehoudene ° te lijden had, zoodra hij de gevangenis intrad, waar reeds een aantal gevangenen van allerlei soort vereenigd waren. Wij zouden daarn Xan eerlijke tafreelen kunnen mededeelen , waartegen zelfs bij het ij verigste toezigt niet voldoende te waken is; hoe bijna allen daarentegen d die vrij van de besmetting der gemeenschap, bij voorloopige aanhou1- ding, afzonderlijk werden opgesloten, het voorregt der afzondering ^ erkenden. Bij het onderzoek en de behandeling van regtsgedingen, is het mij tevens gebleken , hoe belangrijk de verandering der verhouding van bekentenissen was, bij de plaatsing der preventief aangee houdenen in de cel.

n In de gemeenschap leert men liegen, en wordt men onderwezen, , hoe den regter te misleiden, en beroemen zich de meer ervaren misdadigers ,hoe verre zij het in de kunst van ontkennen gebragt . hadden. In de eenzaamheid werkt de stem des gewetens, zonder kwaden invloed: voor hem die nog slechts eene enkele schrede op den misdadigen a weg gezet heeft, kan juist, dat alleen zijn, in menig opzigt, èn voor ^ hem zelve, èn voor de maatschappij weldadig werken. Hier echter zorge men voor, dat voorloopige aanhouding en gevangenhouding niet te ligtvaardig plaats vinde.

Zoo de omstandigheden het niet dringend vereischen , moeten zij lieyer uitzondering, dan regel zijn. En bovenal men rekke haar niet noodeloos. De wetgever kan niet voor alle termijnen bepalen : een - gemoedelijk en geacht ambtenaar behoort te weten , en na te leven , wat de bedoeling des wetgevers geweest is, zoo dikwerf hij van > spoed, en binnen den kortst mogelijken tijd spreekt.

! x.

1 ■ -■ ■" —

; WETGEVING.

^ In de zitting van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van den 24 dezer, is behandeld het ontwerp-adres van antwoord op de Troon, rede, gelijk dit door de commissie van redactie, naar aanleiding van de daarop door de afdeelingen gemaakte aanmerkingen , was gewiizigd. Dit ontwerp is , na beraadslaging, aldus aangenomen : °

SIRE 1

f De Eerste Kamer acht het een groot voorregt, dat Uwe Majesteit de vergadering der Staten-Generaal heeft mogen openen met dankbare • erkenning van het vele goede, dat aan het Vaderland is te beurt 1 gevallen.

Met bijzondere belangstelling vernam zij van Uwe Majesteit dat I onze betrekkingen met andere mogendheden niets te wenscheu overlaten.

De aanhoudende uitbreiding en verbetering der middelen van inter: nationaal verkeer en de zorgvuldige behartiging door I ïwer Maiesteits gezantschappen en consulaten van de belangen van handel scheep1 vaart en nijverheid, Kunnen geen andere dan gunstige gevolgen voor : de welvaart der natie opleveren.

Aangenaam was het ons de loffelijke pligtsbetrachting van zee- en landmagt, zoowel hier te lande als in de overzeesche bezittingen op nieuw door Uwe Majesteit te zien erkend.

De toezegging van wets-voordragten , welke ten doel hebben het regtswezen te verbeteren, de regterlijke inrigting aan te vullen de zoo lang gewenschte regeling van hooger onderwijs tot stand te brengen, den landbouw van den last der tienden te ontheffen, is ons een vernieuwd bewijs van Uwer Majesteits voortdurende zorg voor deze gewigtige staatsbelangen.

Wij verheugen ons met U, Sire ! over de groote vorderingen welke er gemaakt zijn met den aanleg der werken voor de Staatspoorwegen en over den regelmatigen voortgang van andere groote werken van openbaar nut.

Dat landbouw en nijverheid over het algemeen bevredigende uitkomsten hebben opgeleverd, en de ziekte onder het rundvee geheel is geweken, werd door ons met dankbaarheid vernomen, en zoo eenige takken van volksbestaan minder goede vruchten gaven, zij zullen naar wij hopen, eerlang tot vorigen bloei terugkeeren.

Moge het ons geopende uitzigt worden verwezenlijkt, dat in het volgend dienstjaar alle Staatsuitgaven, ook die voor de spoorwegen zonder buitengewone hulpmiddelen zullen bestreden kunnen worden.'

De wets-ontwerpen met het finantieel beheer in verband staande , en daaronder die tot vaststelling der Staatsbegrooting en tot afschaffing van het zegelregt op drukwerken met vervanging daarvan door andere middelen , zullen door ons naauwlettend worden onderzocht, j Wij vertrouwen, dat bij de raming van uitgaven , met inachtneming i van die matiging welke door de omstandigheden geboden wordt, in 1 alle eischen van de dienst zal zijn voorzien.

Wij erkennen met U, Sire, dat de toestand van ons overzeesch I gebied niet met één woord is aan te duiden. Wij hopen echter, dat I het ons toegezegd verslag over den tegenwoordigen toestand voldoende j licht zal verspreiden en geruststellende uitkomsten aanwijzen. <

Aan ijverige medewerking van de zijde der Eerste Kamer, voor < ^overre dit in hare magt ligt, zal het niet ontbreken , zoowel tot tijdige vaststelling der begrooting voor Ned. Indië als tot regeling van j de vele groote belangen onzer voornaamste Overzeesche bezitting. i <

Alle overige ons toegezegde wets-voorstellen zullen wij met zorg ! en naauwgezetheid in overweging nemen.

Moge alzoo de liefde voor Koning en Vaderland en de eendragtige zamenwerking van de verschillende Staatsmagten, onder Hoogeren zegen , tot krachtige bevordering van 's lands belangen strekken.

Ia de zitting van de Tweede Kamer van dpn 24 Sept., in den aanvang voorgezeten door den heer Reinders als oudste in jaren, is mede- 1 deeling gedaan van een Kon. besluit dd. 23 Sept., houdende benoe- " 111 ing van den heer G. C. J. van Eeenen tot Voorzitter der Kamer gedurende het zittingjaar 1868 -1869. Deze heeft daarop zijne taak 5 met de volgende rede aanvaard :

'/Wederom tot de eervolle taak geroepen om uwe werkzaamheden te leiden, acht ik het mijn pligt, de mij wel bekende betrekking j nog eenmaal te aanvaarden, ofschoon ik mij niet ontveins de groote 1 bezwaren, die aan hare behoorlijke vervulling zijn verbonden.0 ]

Met afwijking van hetgeen in de laatste jaren hier plaats vond, heeft bij deze gelegenheid dc keuze van den Voorzitter aanleiding gegeven tot een levendigen strijd, waarin de overwinning onzeker is gebleven , en die alleen door het lot kon worden beslist.°

Voor mij is, onder die omstandigheden, de toestand tegenover de Kamer eenigermate gewijzigd. Ik mis het groote voorregt van eene 1 meer algerneene keuze en den steun welken het besef daarvan noodwendig aan den Voorzitter schenkt: maar evenmin als ik vroeger geacht werd de vertegenwoordiger van de eene of andere partij in deze Kamer te zijn, hoop ik ook in het vervolg als zoodanig te worden beschouwd.

Ik zal mij zeiven den hoon niet aandoen van te verklaren dat ik, thans niet minder dan in vorige jaren, de meest mogelijke onpartijdigheid in acht zal nemen , noch u, Mijne Heeren , dien van te twijfelen of eene eerlijke en getrouwe medewerking van de Kamer S in het algemeen mij in staat zal stellen mijne moeijelijke taak be-

;e- hoorlijk te vervullen. Het tegendeel mag noch van u, noch van mij

wij worden verondersteld.

ine Het is niet te ontkennen dat door ongewone omstandigheden in de

m- laatste zittingen der Kamer weinig op het wetgevend gebied is tot

ir- stand gebragt. Veel is er dan ook nog te verrigten : talrijke ondei*

let werpen waarvan de regeling reeds te lang werd verdaagd , wachten

;en op afdoening. Het Nederlandsche volk ziet verlangend uit naar de

>u- praktische uitkomsten van onzen arbeid; moge het niet worden

ng teleurgesteld, maar aan het einde van deze zitting met voldoening

is kunnen staren op veel goeds, ook door onze medewerking in

•u- leven geroepen.

>e" Laat ons, Mijne Heeren , al onze krachten inspannen om tot die

uitkomsten te geraken.

n, Ik verklaar het voorzitterschap van de Tweede Kamer der Staten*

en Generaal te aanvaarden.//

en * ~~~ ~~~

en HOOGE RAAD. — Burgerlijke Kamer»

or | —

er .

ng Zitting van Vrijdag , 25 September•

Voorzitter, Mr. F. de Greve,

• ^ L Conclusie door partijen genomen op begrooting van kosten

in zake:

^ N. en J. Ronck, verweerders, nu declaranten, procureur A-

a]^ de Bas, tegen J. H. Ronck, eischer, nu gedeclareerde. Adv."

gen. Karseboom concludeert tot toewijzing. Uitspraak 2 October. II. Geroyeerd van de rol de zaak van:

den Staat der Nederlanden, eischer, procureur Mr. C. J. Fran9<>is> tegen den Commissaris des Konings in het hertogdom Lim* burg, als voor dat gewest optredende, verweerder, procureur Mr. M. Eyssell.

__ III. Opgeuoepen de zaak van:

F. Salomonson Jzn. , eischer, procureur Mr. M. Eyssell, tegen sn H. C. Schuurman c. s., verweerders , procureur Mr. C-

n- Fran^is.

in De procureur Eyssell, verzoekt acte zijner verklaring , dat hij aafl ij- den procureur van de verweerders heeft doen beteekenen , de failliet" verklaring van den eischer, en dientengevolge de schorsing der zaak' De procureur Fran^is, acte verzoekende van zijn protest tegen de schorsing, vraagt om in deze tot het houden der pleidooi jen °ver te gaan.

re / adstrnctie van dit verzoek door den advokaat der verweerdefs (Mr. Asser), en bestrijding door den procureur Eyssell, concludeert de adv.-gen. Karseboom tot schorsing der zaak.

^ -^e Hooge Raad bepaalt de uitspraak in dit incident, op 9 Oct.

NB. Donderdag is er geene zitting gehouden.

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

>r f--: --'-T 1 ^

Bij Z. M. besluit van den 21 dezer, n°. 19 , is aan den heer A. va^ Calcar, op zijn daartoe gedaan verzoek , eervol ontslag verleend als P lid der commissie van administratie over de gevangenissen te Groningen.

g -Bij Z. M. besluit van den 2-3 dezer, n°. 18, is benoemd tot notaris

binnen het arrondissement Brielle, ter standplaats de gemeente Zuidland, O. M. Loeff, candidaat-notaris te Zevenbergen. ™ BiJ besluit van dezelfde dagteekening, n°. 19, is aan

G. A. van den Berg, op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ont^ slag verleend als notaris te Hillegersberg; en benoemd tot notaris 1 rr,?611 ^lüt arron(^ssenient Rotterdam, ter standplaats de gemeente ' Iillegersberg , F. van den Berg, candidaat-notaris aldaar: een en ander in te gaan den 15 Oct. 1868.

Z. M. besluit van dezelfde dagteekening, n«. 20, is benoemd tot notaris binnen het arrondissement Roermond , ter standplaats de ge^ meente Heythuizen, P. M. H. S. Cornelis, candidaat-notaris te Roer" mond.

' £ij Z. M. besluit van dezelfde dagteekening n°. 21, is benoemd

tot procureur bij het Prov. Geregtshof in Friesland en de Arrond»* Regtbank te Leeuwarden, Mr. J. Zijistra, advokaat te Harlingen.

ADVERTENTIEN.

■| Bij GEBROEDERS BELINEANTE, te Gravenkage, wordt uitgegeven :

I DE REGTSPRAAK VAN DEN HOOGEN RAAD,

gebragt op de artikelen der Staats- en Burgerlijke Wetten , Besluiten en Verordeningen , alles met ophelderingen , nota's en geschiedkundige toelichtingen , verwijzingen enz., opgedragen aan nu wijlen den Edel Hoog Achtb. Heer Mr. W. B. Donker CüRnus van TieKhoven , in leven President van den Hoogen Raad der Nederlanden > i enz., enz. ;

door Mr. D. L É 0 N ,

Advokaat bij voormeld Hoog Hegtscollegie en lid der Provinciale Staten van Zuidholland.

Eerste Meel (itaatsregt) f 5J°

1ste vervolg op idem (door Mr. E. L. van Emden) ... - 8.00 (Het 2de vervolg is ter perse.)

Tweede Meel «WntoaUe. ,

lste afl. iïV p Overgang. , - 1.5' /Algerneene Bepalingen. '

2de en 3de afl. Burgerlijk Wetboek (hiervan is een herdruk in bewerking.

4de afl. Koophandel. . . 4.05

5de afl. Burgerlijke Regtsvorderlng- 8.2' ede afl. Strafvordering , - io.o°

Dit werk , dat, in ajwijlcing van andere Hegtspralcen, op het artik6* zelf een geheel oplevert van jurisprudentie en litteratuur, en als he* ware eene encyclopaedie van het regt oplevert, wordt zoo in Nederland als in de Overzeesche bezittingen al meer en meer gewaardeerdHet bevat tevens de jurisprudentie van de Provinciale Hoven , Reg4" banken en Kantongeregten.

De onderscheidene afleveringen dezer liegtspraak zijn afzonderlijk verkrijgbaar.

i- v'"' Het werk wordt voortgezet door de heerB" Mr. E. li. van Emden en Mr. <3. Belinfante» terwijl de lieer Mr. C. Asser zich beï»st heeft met de bewerking van eene nieuwe uitgave van het Burgerlijk Wetboek.

Snelpersdruk en uitgave van (■KBHOKIIËi'^ BEJMHTJFAMTE , te 'a (irravenitage.