Geconsidereerd, dat, bij Ons besluit van den l.'dcn April il. alleen de comptabele ambtenaren, tot liet stellen van eene borgtogt in kontante gelden, zijn verpligtgeworden, terwijl, bij de ordonnantie vaa den aden December i3o5, de Notarissen binnen deze landen, aan de belasting van het patent zijn onderworpen, waaromtrent, noeli bi Ons besluit van den 23 December 1810, noch bij dat van den 2gsten Januarij 1814, eenige uitzondering is gemaakt;

En dat al zoo door Ons besluit van den loden April en de Wederinvoering van de ordonnantie van den aden December i8o5 op het regt van patent, de bepalingen der fransehe wetten op het notariaat, in zoo verre de verpligting tot liet stellen van borgtogt in kontante gelden door de Notarissen', en de vrijstelling derzelven van de betaling van de belasting op het patent aan::aatt, van zelve moeten geacht worden te zijn vervallen;

Willende nog^ans alle twijfelingen, welke daaromtrent mogten bestaan , doen ophouden ;

Gehoord de consid era tien van onzen Secretaris van Staat voor de Financiën, en van den eersten President van liet Hoog Geregtshof der verèenigde nederlanden;

Hebben besloten en besluiten:

Art. 1. Wij verklaren voor vervallen de bepalingen, voorkomende in de fransehe wettenen reglementen op het notariaat, in zoo verre daarbij de Notarissen tot ' et steden van eene borg— togt in kontante gelden verpligt, en daaïtegen van de belasüag op het patent vrijgesteld worden.

2. Geene der Notarissen, thans binnen deze landen fungerende of die in het vervolg als zoodanig zullen worden aangesteld of geadmitteerd , zullen derhalve aan het stellen van eenige borgtogt in kontante gelden zijn of worden verpligt; en wordt Onze Secretaris van Staat voor de Financiën geautoriseerd, om aan zoodanige-der thans fungerende Notarissen , welke reeds eenige gelden . als borgtogt in de publieke schatkist der vereenigde nederlanden , hebben gestort, die gelden op vertoon van het bewijs der gedane betaling en op de deswe. ens door dezelve Notarissen te doene aanvrage, te doen teruggeven. Wordeude de zoodaiiigen, welke, gedurende de vereeniging