( * 5

Art. 8i.

Verbod van oprigting eener branderij, cp naani van een ander , in hetzelfde gebouw.

fn het gebouw of het erf waarop eene branderij is jjpgerigt, zal , onder welk. voorwendsel ook, géene tweede branderij op den naam van een ander mogen worden opgerot, al ware het zelfs dat men eene scheidingsmuur tusschen de gedeelten van hetzelve gebojw of erf mogt willen optrekkeD.

Art. 8c.

Verbod van deelgenootschap in eens anders fabrijk.

Het is volstrekt aan alle branders verboden, om , behalve de branderij of branderijen op hun eigen naam uitgeoefend wordende, nog op den naam van oi ia heimelijk of openbaar deelgenootschap met een ander, dusdanige fabrijk offabrijken opterigten, voor zoo veel Zulks ten gevolge zoude mogen hebben, dat eene of meer dier branderijen of fabrijkcu vielen in de termen der vierde § van art. 2* dezer wet, dat is van tot die branderijen te behooren, in welke de beslagbakken gerekend worden slechts driemaal in de veertien dagen aïch te vernieuwen.

De overtreding in deze zal onder de misdrijven der

twee-