een stuk lands, van een huis of gebouw, van een zakelijk regt of van eene algemeenheid van roerende, zaken,

23. Deze regtsvordering heeft geen plaats tegen den genen, die cene grondrente of grondpligtigheid hebbende voldaan , de verdere voldoening weigert, onder voorgeven, dat de door hem bezeten grond niet met de rente of grondpligtigheid bezwaard is.

24. Zij heeft insgelijks geene plaats tegen den genen die het regt tot eene erfdienstbaarheid betwist, ten zij liet geschil eene voortdurende en zigthare dienstbaarheid mogt gelden.

25. Wanneer er echter geschil ontstaat, opzigtelijk de geldigheid van den regtstitel eener niet voortdurende of niet zigthare erfdienstbaarheid, kan de geen die daarvan het genot bezit, hangende het geschil, in dat bezit worden gehandhaafd.

26. Er kan geene regtsvordering ter handhaving in het bezit plaats hebben, opzigtelijk voorwerpen welke de bezitter niet wettighjk kan bezitten.

37. Roerende ligchamelijke zaken, kunnen geen onderwerp uitmaken van eene regtsvordering, tot handhaving van derzei ver bezit, behoudens de slotbepaling in artikel 22.

20. Huurders, pachters en andere die houders van eene zaak voor een' ander zijn, kunnen geene regtsvordering tot handhaving in het bezit aanvangen.

A 4