III. \oor adspirauten naar die militaire betrekkingen in het algemeen, waarbij scherpzien in de verte en het juist onderscheiden van kleuren geen vereischten zijn :

eene gezichtsscherpte zooals die ouder II is vermeld, doch bij hen is onvolkomen kleuronderscheidingsvermogen geen reden tot afkeuring.

N°. 16. Bijziendheid (myopia):

1°. voor de personen iu n°. 12 onder I bedoeld:

a. ■wanneer zij den leeftijd van 20 jaren nog niet bereikt hebben, ten hoogste van 1 Dioptrie;

b. wanneer zij den leeftijd van 20 jaren bereikt of overschreden hebben, ten hoogste van 1.5 Dioptrie; mits in beide gevallen hieronder a en b genoemd, na correctie der brekingsafwijking, de gezichtsscherpte van elk oog — 1 zij;

2 . voor de personen in n°. 12 onder II en III bedoelt- , aan wie liet dragen van een' bril in dienst wordt toegestaan: ten hoogste van 3 Dioptrieën; mits na correctie der brekingsafwijking de gezichtsscherpte ■\an elk oog = 1 en wat de personen aangaat, onder II vermeld, bovendien het kleuronderscheidingsvermogen bij het zien met beide oogen normaal zij.

N . 17. Oververziendheid (bypermetropia manifesta), indien de gezichtsscherpte en het kleuronderscheidingsvermogen voldoen aan het bepaalde onder n°. 12, naar de onderscheiding daarbij gemaakt:

1°. ten hoogste van 1 Dioptrie voor de personen in n°. 12 onder I bedoeld , indien zij den leeftijd van 20 jaren nog niet bereikt hebben ;

2°. ten hoogste van 2 Dioptrieëu voor de personen in n°. 12 onder 1 bedoeld , indien zij den leeftijd van 20 jaren bereikt of overschreden hebben, benevens voor de personen onder II en III vermeld.

Ons bekend,

Be Minister van Oorlog,

WE1TZEL.

De Minister tan Koloniën, a.i.

WEITZEL.