S. H 242

12 Juli 1947. BESLUIT, houdende beschikking op het beroep van J. M. H. Brull, te Éygelshoven, in zake een uitbreidingsplan voor Éygelshoven.

Wij WILHELMINA, enz.;

Beschikkende op het beroep, ingesteld door J. M. H. Brull, te Éygelshoven, tegen het besluit van de Commissaris der. provincie Limburg van 27 April 1943, iste afdeling, La. B. 4255/2 M., waarbij goedkeuring is verleend aan het besluit van de burgemeester van Éygelshoven dd. 13 Januari 1942 tot vaststelling van een uitbreidingsplan voor die gemeente;

De Raad van State, afdeling voor de geschillen van bestuur, gehoord (adviezen van 7 Juni 1944, no. 16, en 23 Augustus 1944, no. 16/47);

Op de voordracht van Onze Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting, Centrale Directie van de Volkshuisvesting, van 7 Juli ig47, no. 6032 M/P.B.R., afd. 112;

Overwegende, dat de burgemeester van Éygelshoven, ter waarneming van de taak van de gemeenteraad, bij zijn besluit van

13 Januari 1942

I. heeft vastgesteld een uitbreidingsplan in onderdelen en in hoofdzaak voor de gemeente Éygelshoven, met de daarbij behorende verklaring van tekens en kleuren, de verzamelkaart van dwarsprofielen van de hoofdwegen op een schaal van 1 : 200, de bebouwingsvoorschriften en het plan van overzicht op een schaal van 1 : 25000, een en ander volgens de bijbehorende gewaarmerkte bijlagen;

II. aan de burgemeesters, ter waarneming van de taak van burgemeester en wethouders dezer gemeente ingevolge art. 36, laatste zin van het derde lid der V^oningwet voorzover betreft het plan in onderdelen, de bevoegdheid heeft toegekend om:

a. in de plaats of richting van rooilijnen en wegen geringe wijzigingen aan te brengen, wanneer dit met het oog op practische uitvoering of door afwijkingen of onnauwkeurigheden in de kaart noodzakelijk of nuttig is en voor zover daarbij geen belangen van derden worden geschaad;

b. de minimum vereiste perceelbreedte te verminderen in die gevallen, waar een rationele verkaveling van gronden in verband met reeds aanwezige bebouwing dit vergt. Deze vermindering mag in geen geval meer bedragen dan 10 %;

daarbij ten aanzien van het door J. M. H. Brull te Éygelshoven, ingediende bezwaar tegen de bestemming van de hem in eigendom toebehorende percelen, kadastraal bekend gemeente Éygelshoven, sectie B nos. 1528 en 1634, tot grond voor bebouwing met tuinen en open erven, ten gevolge waarvan volgens de concept-bebouwingsvoorschriften ter plaatse niet kan worden overgegaan tot de oprichting van étalagewinkelhuizen, overwegende, dat aan dit bezwaar niet kan worden tegemoet gekomen omdat:

a. het laten bouwen van étalage-winkelhuizen op niet daarvoor bestemde terreinen, de orde vernietigt, die in het uitbreidingsplan wordt vastgelegd;

b. voor de oprichting van étalage-winkelhuizen elders in de gemeente voldoende en geschikte plaatsruimten aanwezig zijn;

c. een tegemoetkoming aan het verzoek van de adressant derhalve strijdig zou zijn met het algemeen belang;

dat de Commissaris der provincie Limburg, ter waarneming van de taak van Gedeputeerde Staten, bij zijn besluit van 27 April 1943, iste afdeling, La B. 4255/2 M., het bovenvermelde uitbreidingsplan en de bijbehorende bebouwingsvoorschriften heeft goedgekeurd met uitzondering van de op het plan met rode arcering aangegeven gedeelten, waarbij met betrekking tot het door J. M. H. Brull, voornoemd, bij hem ingediende bezwaarschrift onder meer is overwogen, dat door de reclamant met betrekking tot het perceel sectie B, no. 1634, geopperde bezwaren wel is waar gegrond kunnen worden geacht, doch dat deze niet behoeven te leiden tot het onthouden van goedkeuring aan het plan, omdat de burgemeester alsnog een regeling heeft vastgesteld, waarbij o.a. aan reclamant aanspraak op schadevergoeding ter zake is toegekend;

dat van dit besluit J. M. H. Brull in beroep is gekomen, aanvoerende, dat hij onverzwakt volhardt bij zijn ten aanzien van zijn percelen breedvoerig in de door hem ingediende bezwaarschriften uiteengezette bezwaren, ontkennende hetgeen daarmede in strijd door de Commissaris der provincie is aangevoerd;

overwegende, dat op grond van een ingesteld onderzoek nopens de huidige toestand ter plaatse moet worden aangenomen, dat zonder ernstig nadeel voor de goede ontwikkeling van Éygelshoven het rechtmatig belang van de appellant kan worden gediend door het uitbreidingsplan in dier voege te wijzigen, dat aantasting van zijn winkelpand vermeden wordt;

dat de hierbedoelde wijziging — welke tevens in het geldelijk belang der gemeente zou zijn — zal dienen te bestaan in verandering van het tracé van de weg, die over grond van de appellant is ontworpen;

overwegende voorts, dat in de bebouwingsvoorschriften een bepaling ontbreekt, volgens welke bestaande eebouwen in geval van te niet gaan door onheil herbouwd mogen worden, behoudens onteigening overeenkomstig de wet; -

dat ook hierom de verleende goedkeuring niet gehandhaafd kan blijven;

Gezien de Woningwet;

Hebben goedgevonden en verstaan: met vernietiging van het besluit van de Commisssaris der. provincie Limburg van 27 April 1943, iste afdeling, La. B. 4255/2 Nz., aan het door de burgemeester van Éygelshoven bij zijn besluit van 13 Januari 1942 voor deze gemeente vastgestelde uitbreidingsplan c.a. alsnog de goedkeuring te onthouden.