STAATSBLAD
van het
KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.
Wij WIL H E L MIN A, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Oorlog en van Marine van 3 December 1947, Afd. B I, Bur. 2, nr. 243;
Overwegende, dat het gewenst is nadere voorzieningen te treffen met betrekking tot de uitoefening van strafbevoegdheid bij de Koninklijke Landmacht en bij de Koninklijke Marine;
Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen:
I. Onder de formaties, bedoeld in artikel 39, eerste lid, sub 3°, van de Wet op de Krijgstucht, worden bij de Koninklijke Landmacht en bij de Koninklijke Marine gerekend:
a. het militair personeel, staande onder de bevelen van de Commandant Legerluchtmacht Nederland;
b. het militair personeel, staande onder de bevelen van de Commandant Luchtvaartopleidingen;
c. het militair personeel, behorende tot een vliegbasis;
d. het militair personeel, behorende tot de Technische Opleidingsinrichting Deelen;
e. het militair personeel, behorende tot het Depot Ypenburg.
II. Onder de formaties, bedoeld in artikel 41, sub 2°, van de Wet op de Krijgstucht, worden bij de Koninklijke Landmacht gerekend:
Het militair personeel, ingedeeld bij:
a. een Vliegbasis-detachement;
b. een Vliegtuig-eskader;
MESIjUZT van 14 Januari 1948, houdende aanwijzing van enige formaties, als bedoeld in artikel 39, eerste lid, sub 3°, en in artikel 41, sub 2°, van de Wet op de Krijgstucht.
(No. I 11)