STAATSBLAD

VAN HET

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

(NO* I 143) IV ET van 8 April 1948, houdende vaststelling van het Achtste Hoofdstuk B der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948 (Departement van Marine).

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten.

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 126 der Grondwet de algemene begrotingen van de uitgaven des Rijks door de wet moeten worden vastgesteld en dat de inrichting dier begrotingen moet geschieden met inachtneming van de bepalingen der Comptabiliteitswet (Staatsblad 1927, n°. 259);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Het Vlllste hoofdstuk B der begroting van uitgaven des Rijks voor het dienstjaar 1948, betreffende het Departement van Marine, wordt vastgesteld als volgt:

Si JE T van 8 April 1948, houdende vaststelling van het Achtste Hoofdstuk B der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948 (Departement van Marine).

Artikel I.

GEHELE DIENST .

ƒ 277 585 189

TITEL A. GEWONE DIENST .... TITEL B. BUITENGEWONE DIENST TITEL A. GEWONE DIENST ....

202 610 189 74 975 000

202 610 189

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Bijl. Hand. II 47/48, 600; Hand. II 47/48, bladz. 1360—1372, 1424—1432; Bijl. Hand. I 47/48, 600; Hand. I 47/48, bladz. 349—352, 354—364.