„DE PADVINDSTER"

TAPAWINGO-KAMP. Dit kamp zal zeker géén padvindster, die het heeft meegemaakt, vergeten. Onze kampplaats was in het Hyde-park, en Gap Knappert was de kampcommandante.' Er waren padvindsters uit Vlissingen, Gorkum, Alfen a/d. Rijn, Den Haag, Rotterdam, Schiedam en Haarlem. We werden eerst ingedeeld in rondes, n.1.: Riddersporen, Kanterellen, Hagedissen, Vossen en Herten. Alles op te schrijven wat er gebeurd is, zou te veel zijn. Wij werkten hard voor de vak-insignes :

Kampeeren, Zwerven, Natuur en Zingen. Er werd een le klas gehaald. Verder waren er kampinsignes, waaronder één met een zwijgproef van zes uur, iets wat voor veel padvindsters een heele toer was. Sommigen zwegen 5 uur en verspraken zich dan met het zeggen van „eet ze" of zo iets, en begonnen weer met nieuwen moed. Voor dit insigne moest je ook 2 uur des nachts waken, wat we allen met veel plezier deden. Voor insigne Haviksoog volgden we een nachtspoor vaneen halve kilometer. Het was een spoor van witte papiertjes, het ging moeilijk, want het was een donkere nacht. Maar het was fijn, ongelooflijk fijn! De jongere padvindsters deden veel aan totemwerk en Vaardige Hand en er werden leuke voorwerpen gemaakt, zoals dasringen, kaarsenkandelaars, kleerenhangers, totemstokken e.a. Het eten waar Tawanka ons steeds zoo goed mee hielp, was erg lekker, (zelfs de aangebrande pap werd naar binnengewerkt!). We aten heerlijke vruchtengruel en Doornsche stamppot. Elke ronde had een eigen ronde-raadgeefster die ons steeds hielpen als we ergens geen weg mee wisten. Raks stond altijd klaar om ons nieuwe liedjes te leeren 1 fora

en overal- te dingen. Wera regeerde de Gildewinckel, die ook hier niet ontbrak. Chevreuil haalde met veel plezier de post en boodschappen voor ons uit het dorp. Orim werd erg geplaagd met haar onafscheidelijk beertje „Poeh", het was een ramp toen „Poeh spoorloos verdwenen,was, later werd hij op een schatbewaarplaats van ons verkenningsspel gevonden! We hebben één reuze hike gehad waar we appels poften en kaasdroomen maakten. Lekkere dingen waren dat! Als besluit van deze hike hadden we een kampvuur. Raks las een verhaal voor. Er is zooveel waar je blij mee kunt zijn. Als je verdrietig bent, kijk dan eens naar de warme, roode gloed van de ondergaande zon, naar mooie boomen en planten, of loop eens buiten inde stórm, in regen en wind. Voel je dan hoe sterk je bent? Padvindster, de natuur schenkt je zooveel vreugde en goeds. Maar nu raak ik van het „denderende" kamp af. Aan de kampvuren ontbraken de recreatie's. niet. De afd. Zeist die hier ook kampeerde gaf een succesvol kamp a-b-c. Ook een Opera van de Lorelei verscheen ten tooneele! Vrijdagochtend kwam Tes ons opzoeken, wat wè allen erg fijn vonden, ’s Middags kwam Veedim die met gejuich begroet werd. Deze laatste avond hadden we kampvuur, waarbij Marijke, onze jongste padvindster, door Gap werd geïnstalleerd. Veedim

■//oe het A/edexl. fóadvindltetólde de jen omet kampeetde

SEPTEMBER 1940

vertelde één van de gebeurtenissen die zij inde oorlog had meegemaakt. Het was eenig en we genoten. Deze avond gingen we wel wat later dan gewoonlijk naar onze tenten. Toen we met de „Schakelspreuk" hadden geëindigd, bleven we nog staande om het smeulende vuur, de armen om eikaars schouders, nazingen. We voelden ons nog méér dan anders één en we waren van één zelfde gedachte vervuld. Wat is dit kamp goed geweest. Mét en vóór elkaar hebben we gewerkt en het kamp is met het uur beter geworden. Ik zie ons nog staan bij de vlaggeparade, met de fiere padvindstersvlag in ons midden. Toen zongen we :

„In het kamp waar de vreugd ons te samen verbindt, Inde wereld waar straks onze strijd weer begint”. Padvindster, als je straks, wanneer het winter is eens in moeilijkheden zit, dan heb je nog altijd in je herinnering dit Tapawingo kamp. Het zal je zeker helpen. Tevens raad ik alle padvindsters aan, om, als zij .maar eenigszins kunnen naar een Tapawingo-kamp te gaan! INEKE, afd. Haarlem. WADITAKAKAMP (29 Juli —6 Augustus) Maandagochtend, half acht, stond bijna geheel groep 11, en drie van groep I, verzameld voor het station. Zes meisjes zouden de tocht naar Oude Mirdum per fiets doen, de overigen gingen per trein. Allen waren bepakt en beladen. Veel vaders en moeders waren mee gekomen om hun dochters uitgeleide te doen. Na een hartelijk afscheid en veel gewuif ging het er op los. Vroolijk zingend fietsten we de stad door. Een paar Amsterdammerties kwam ons dadelijk op de plaats van bestemming tegemoet. We stapten overeen grappig smal bruggetje naar ons kampeerterrein. Daar was de rest van de Leeuwarders. De tenten waren al opgezet.

Nu werden de stroozakken gevuld en de tenten in orde gemaakt. Het regende erg, zodat we met ons allen naar het Poeh-hoekje (een groote ronde tent) trokken. We gingen op de grond in een kring zitten om onze boterham te eten. Zoo leerden we meteen de nieuwe padvindsters kennen. Onze leidster, Wanka, had een corveelijst gemaakt en elke ronde (er waren er drie: Apachen, Sijoeksen en Inkawas), kregen hun taak. De kellners moesten nu afwasschen. 's Middags werd er gerust. Daarna werd de keukentent opgezet, wat een heele tóer was, omdat het nieuwe goede keukenzeil nog onderweg was. Toen moesten de koks Vermicellisoep koken. We gingen de eerste ayond vroeg naar bed. Hoewel het wel wat vreemd was, sliepen de meesten tamelijk goed. ’s Morgens kwart over zeven stonden we op, om ochtendgym te doen. Dit hadden we onder leiding van de a.l. van Amsterdam, Avel (Altijd Vroolijk En Levenslustig, en zij deed haar naam eer aan). Vandaar dat wede staftent (bestaande uit Wanka, Avel en Mieke, A.L. van Leeuwarden), het Lachhoekje hadden gedoopt. Na het ontbijt, we konden ons zelfs de weelde van thee veroorloven, als de wind naar de tenten, en dan was het de

2

Wat een bof als je op een terrein kampeert waar je de doode boomen mag kappen! In het kamp van de afd. Zutphen velde iedere ronde zijn eigen twaalf-meter-hooge den.

Van de zijtakken ontdaan is zoo'n omgekapte boom een prachtige zitplaats voor het heele kamp !