1 Maart DE PADVINDER

banden enz. immers uitgevonden ? Een mooi weer-padvinder is een ongeluk op pootjes, en om onis grondig van alle mooi weer gespeel te genezen drongen wijdoor inde wildernis van met één doel : die waterscheiding te bereiken. Of onze tocht dien dag belangwekkend was ? Ongetwijfeld. Als Indianen liepen wij achter elkaar, iedter in zijn cape gehuld, waaronder hij zorgvuldig het kleine pakje droog hield, dat ondergoed en de allernoodigste ingrediënten bevatte. Het begin der tocht was omhoog langs de zigzag klimmende weg, slechts bedekt met groote rotsblokken ; de bedding van de nieuwe weg, nog volkomen onberijdbaar, en moeilijk begaanbaar. Maar na twee paal verdween ook deze nieuwe aanleg, en na een enorme aarden helling opgeklommen te zijn bereikten wij het oude inlandsohe pad, dat min of meerde richting van de nieuwe weg aangaf. Wij klommen daarlangs verder, hier en daar langs een helling van pl.m. 30 graden, en sneden nog éénmaal de nieuwe wegbaan. Op dat punt zochten wij een ©ogenblik droogte onder een afdak, trokken onze kielen uit om ons lichaam even te laten uitdampen en de lichaamstemperatuur te herstellen, daar de met waterdamp verzadigde atmosfeer alle transpiratie belemmerde, en om na deze klimmerij even wat tot rustte komen. Toen trokken wij weer verder, en even later brak de geweldige tropische regenbui uit, die ons verder tot Kappang zou blijven overgieten met stroomen water. We werden nat, doornat, alsof we door de rivier liepen, en ieder had slechts één zorg : zijn reserveondergoed droog te honden. Zoo trokken wij verder, naast het smalle pad, dat bedekt was met. een voet taaie bruine modder, waarover loopen ten ©enenmale uitgesloten was, en waarin onze schoenen eenvoudig zonden blijven steken. Rechts, of soms eenige honderden meters links van ons Was de zware draad van de gonvernementstelefoonlijn, de ©enige gids, en verder.... niets dan ©en zee van bladeren, van hoornen, strijdende de groote strijd naar het licht, de striid van het tropische oerboseh, waardoor oms pad ons voerde. Het was in dit hosch, dat eenige weken geleden door Chmeesohe dwangarbeiders nog drie pythons gevangen waren,, de omstreeks vier meter lange slangen, die ons echter niet zouden deeren. Toch kan ik niet anders zeggen, of ik keek wel wat uit naar een dergelijke mindter aangename verrassing. zonder evenwel iets te zien. Dit deel van de tocht, onder een geweldige stortregen, langs de heek van bruine brij, die esn weg verbeeldde te zijn, door hot oerboseh, het was bet beste deel van onze padvinders!»oht. Zeker, ik wist dat er op, expedities nog wel zwaarder tochten werden gedaan, maar voor deze nieuwelingen was de tocht zwaar genoeg. Ja, Davit!, toen heb je je vaneen goede kant leeren kennen, vaneen veel hetere kant dan enkele dagen tevoren, toen ik er even on moest wijzen hoe kinderachtig je manier van spreken was. die streed tegen ons artikel 10 van de padvindorswet. En ik geloof, dat jij, en de anderen het met me eeos waren. Nu was jij de eerste, die gezongen hebt, de heele tocht van regen en modder en vermoeienis, di© telkens weer nieuwe woorden fantaseerde op die oude marsoh van de Haagsche bands, die ééne marsoh die me op alle moeilijke soouttochten, waar ik ook hen, schijnt te volgen ; Wat een weg, o jee die weg ie weg, o jee Wat een weg, o jee het is nog geen goot Maar die weg, o jee, doet ons geen kwaad, wel nee, Te Kappang komen we toch wel aan, doeng doeng. Niet mooi ? „Maar toch zeer hartversterkend”, zooals oen ond-patronilleleider me onlangs schreef naar aanleiding vaneen pronagandawandeling met bandmuziek door Vlfesingsdh© straten. En ’t was ook zelfs in het balije van Celehes hartversterkend, onder die stortbui, en het zal hartversterkend Wijven voor alle jongens in het P. V.-pak, die niet gedegenereerd zijn tot verlegen oude mannetjes. Waren dat dezelfde jongens, die enkele weken van tevoren in Makassar niet op oefening kwamen, omdat het misschien zon redenen ? Die pruttelden als ze moe werden, en telkens maar wilden drinken, alsof ze lekke stoomketels waren ? Een veldfleseh slappe, bittere thee, voor een heele dag en soms wel twee dagen, nat, moe, maar vroolijk, met de vaste wil te bereiken het doel, dat steeds maar verdier scheen weg te wijken in het' bosch. Man, ze hadden het opeens te pakken, de echte P.V.- geest, die alle bezwaren overwint, alleen omdat het zoo leuk is te overwinnen. Die regenbui, die tocht door d© hosschen installeerde ze tot padvinder, die gaf ze de kracht om later tegen slappe nieuwelingen te kunnen zeggen : „Kereltje, blijf je voor een regenbuitje weg ? Ga naar huis, en, vraag om ©en eoboone luier !” Ze snapten opeens, dat een goed en' Vlot afgeloopen tocht geen padvinders tocht is, omdat er geen hindernissen' te overwinnen waren. De goede patronilleleider is tevreden,1 als er berg on borg zich tusseben hem en zijn doel plaatst, dat is zijn kans. eindelijk eens echt te padvinderen ! Werkelijk, ik moet lachen om die wijzen die met ernst durven

beweren, dat padvinderij in onze Oost onuitvoerbaar is. Die beweren, dat de Indische jongen diaar niet geschikt voor ie. In Singapore gaat het wel, gaat het zelfs uitstekend. Zouden die enkel© graden lengteverschil alles ónmogelijk maken ? Dwaasheid ! Ik bad hier de bewijzen voor me, dat ook de Indische jongen, Javaan of Makassaar of Europeaan of wat ook van padvinderij houdt. Wel zijn er in Indië bijzondere bezwaren die ongetwijfeld belemmerend werken, maarde grootste belemmering is : het niet kennen of onjuist toepassen van de eenvoudige regels der padvinderij, het zich afsluiten van de Indische P.V.-wereld van de rijke hulpbronnen van andere landen, en last not least, het gemis vaneen vaste grond onder de voeten van vele leiders, die volkomen materialist zijn, voor wien het woord „ideaal” niet beteekent : „doel” doch slechts : „onverwezenlijke hersenschim”, en.... Maar basta, ik ben in het hartje van Celehes !! Wij arriveerden in Kappang, toen de duisternis al begon te vallen, en kregen daar onderdak inde pasangrahan. Met spoed verwisselden wij onze natte kleeding voor. droog goed, en begonnen ons nachtverblijf in te richten. Het avondmaal behoefden wij ditmaal niet zelf te koken ; de inlandsche kok van de ambtenaar, die hier belast was met de aanleg van de nieuwe weg zou daarvoor zorgen. Behalve hij was er inde kleine kampong geen blanke,, en na het maal praatten wij een ©ogenblik en begaven ons ter ruste. Van muskieten hadden wij hier geen last, en wij konden ongestoord zonder klamboe slapen, tot we geheel uitgerust weer uit ons zelf wakker werden. Aan onze voorzichtigheid wat betreft het aantrekken van droge kleeren aan bet eind van elke dag, het uitsluitend drinken van gekookt water het steeds voldoende rusten en het gebruik van gekookt voedsel is het te danken, dat een dereelijk© tocht zonder een enkel ziektegeval verliep. Slechts de schrammen die we hij de klimmerijen opliepen waren hinderlijk en moesten telkens weer verbonden worden, omdat alle verhanden nat werden. De volgende morgen zouden wij nog 2 paal verder gaan naar het hoogste punt, maar toen kwam er een klein conflict tusschen ons vast voornemen om tot daar door te gaan en het feit, dat de telefoonverbinding trasechen Kappang en Patanoeang Asöe gestoord wa®, en wij ons nuttig konden maken deze te herstellen. Wij toren aan bet werk om de fout te vinden, en hoopten, tiid te hebben om ook bet andere plan nog uitte voeren. Maar er verliepen 2,3 uren. en toen de font ©en kortsluiting inde microfoon eindeliik afdoende verholpen was, ontbrak de tijd nog door te gaan. Wij bezichtigden dus alleen maar het einde van de lange gang, die wijde vorige dag aan die andere zijde hadden onderzocht, en na het middagmaal keerden wij terne lange dezelfde we,?, die wij gisteren kwamen, wederom zachtkens begoten dooreen gestadige renen. Wii daalden de hellingen weer af, en Henen lange de modderheek. terwijl de door ons werk herstelde telefoonlijn ons vertronweliik vergezelde. Ditmaal Henen twee jongens Wootvoets, want de vorige dag hadden zij hunne schoenen geheel stukgele open, en het maken vaneen paar mooasins Uit fcarhonwenlhuid bleek ondoenlük, daar die veel te hard was. Tenen don avond .passeerden wii een tnssohenigta tioh van de telefoonlijn, probeerden volgens afspraak die verbinding met Kannang nog eerns en vóórzagen ons van e°n fakkel, een stuk bamboe waarin een lan. die daarna gedrenkt werd mot petroleum. Met deze fantastische verlichting daalden wijde verdere hellingen' at, nagekeken door de Boegteeeschc bevolking, die .stellig onze uniform nog nimmer had gezien. Als Indianen achter elkaar liepen we over de groote rotsblokken die de weghediding vormden weer naar beneden, en Ctedielük staken we die ka.li-rivier over. waarna we weldra in het ka.mnement aankwamen waar men ditmaal hü enz© aankomst het maal gereed had. De herstelde telefoonlijn had onze komst ditmaal belicht. en zoo kregen we daar ook een. veordeeltie va,n. Ik zal de laatste avond van dien tocht niet licht vergeten, We wisten d.at weden volgenden diag terug moesten koeren naar Ma.knssar, om ten s'uur present te ziin hü bet vertrek van den afgefreden G, G. en het eind van zoo’n tocht geeft vaak een ©enigszins gedrukte stemming. Ditmaal was het middernacht voor we het wisten, want on ze gastheer, een oud sergeant van het Indische leger, di© heel wat meegemankt hacL was een gezellig prater. Maar niet alleen aan hem was het woord, weldra moesten ook wii onhiechten. wat ons in dit seizoen', dat nog heel geen weer voor pleziertochtjes is. naar de bergen van Celehes had geveerd. En toen. hü hoorde, dat luist de bezwaren van onzen tocht ons doel waren geweest omdat din alleen de ware school voor den padvinder zijn, en zonder die bezwaren de heel© padvinderij waardeloos zon worden, toen trok over zijn getaand gezicht een klein© glans van genoegen. . ...Ja. dat is tenminste wat anders dan een beeleboel van die luidios. die tegenwoordig uit Holland komen, en die denken dat ze met handschoentjes aan en dooreen beetje meneer spelen werkelijk iets goeds doen. Vroeger, als we on expeditie waren, en voor weken ineen ombekende rimboe (wildernis) trokken, omringd dooreen onzichtbare vijand, dan leefden we op wat

71