WEEST PARAAT

derheden omtrent het Zuid-Limburgse Steenkolen Mijnbedrijf zijn ontleend aan het werk „Staatsmijnen in Limburg”, uitgave ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Staatssteenkolenmijnen. Daarin. lezen wij, dat de thans nog bestaande particuliere Domaniale Mijn deel uitmaakte van de mijnen, die sedert eeuwen door de oude Abdij van Rolduc werden ontgonnen en waarschijnlijk waren dit inde Middeleeuwen de eerste in bedrijf zijnde steenkolenmijnen van het vaste land van Europa. Aan het eind van de vorige eeuw waren in Limburg enige particuliere mijnen van betrekkelijk geringe omvang in exploitatie. Concessies van mijnontginningen werden inde 2de helft van de 19de eeuw in overstelpend aantal aangevraagd. Van de verleende concessies werden in 1881 9 door de Regering vervallen verklaard wegens niet nakomen van de concessie-voorwaarden. De jaarlijkse productie van de drie in ontginning zijnde particuliere mijnen bedroeg in 1900 slechts 220.000 ton. Intussen was door uitvoerige boringen aangetoond, dat ontginbare stcenkolenlagen zich verder naar het Noord-Westen uitstrekten dan te voren werd vermoed. Dit feit, gevoegd bij het onbevredigend resultaat bij de uitgifte van concessies verkregen, was oorzaak, dat

in het bijzonder op initiatief van het toenmalige lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, den Heer Dr. Nolens, een wijziging van de Mijnwet tot stand kwam, In 1901 werd door de Kamers der Staten-Generaal de nieuwe Mijnwet aangenomen, waarbij o.a. werd bepaald, dat het gehele toenmalig in Limburg beschikbaar staande terrein, voor zover het niet in concessie was gegeven, voor exploitatie van staatswege werd bestemd. Op de Staatsbegroting van 1901 werden gelden uitgetrokken om tegelijkertijd in twee mijnvelden met schachtenaanleg te beginnen. Allereerst kwam in exploitatie de Steenkolenmijn Wilhelmlna, in 1908. Daarna volgde de Staatsmijn Emma, vervolgens werd in 1918 de Staatsmijn Hendrik in bedrijf genomen, terwijl tenslotte sedert 1 Januari 1926 de Staatsmijn Maurits in exploitatie kwam. Het Nederlandse Staatsmijnbedrijf kan als eender meest moderne bedrijven ter wereld worden beschouwd. De exploitatie van deze staatsmijnen strekt zich niet alleen uit tot de verschillende sooren steenkolen, maar ook tot de vervaardiging van veel en zeer belangrijke bijproducten, zoals cokes, lichtgas en zeer veel en verscheidene chemische producten. H. F. R. SNOEK

„DatwistUniet” Op Donderdag, 22 April a.s., geeft de Haagse C.J.M.V. Padvindersvereniging weer haar jaarlijkse revue. En natuurlijk zal de hoofdrol weer worden gespeeld door Akeela A. G, Rijks, deze keer als Karei de Grote. Dit jaar is het libretto geschreven door hopman Heemann, en de muziek werd, evenals het vorige jaar, gecomponeerd door den Heer Jules

Dreesc, bij wien we dit werk in goede handen weten. Het rythmisch gedeelte wordt verzorgd door den Heer Hubeek en Rijks voert de regie. De revue is getiteld ,Dat wist U niet”. Als tegenspeler van Akeela Rijks zal de Heer Knook zijn medewerking verlenen; inde eerste jaren van de Haagse C.J.M.V.-revue heeft hij reeds verscheidene malen één der hoofdrollen gespeeld. De prijzen der plaatsen zijn; ƒ 1.25, ƒ I.—, 90 ent., 75 ent. en 25 ent., doch

93