Pad vindster s Vakinsignes

Na tuur kennis. A. Voor Padvindsters: a. Een verslag- vaneen natuurwandeling- van minstens 1 uur geven; b. 30 in Nederland in het wild voorkomende planten kennen c. 20 bomen en struiken kennen; zowel inde zomer als inde winter. d. 10 in Nederland vrij levende vogels of 20 andere dieren kennen en iets van hun levenswijze waargenomen hebben. B. Voor Waterpadvindsters: a. Een verslag- vaneen natuur tocht op of bij het water greven b. Als boven. c. 15 bomen en struiken kennen, zowel inde zomer als inde winter en 5 vissen kennen en iets van hun fievenswijze weten te vertellen of, indien in het woongebied weinig- bomen voorkomen: 5 bomen en struiken in winter en zomer, 10 zoetwaterwieren, watervarentjes en kroossoorten en 5 vissen d. als bóven. Plantenkennis In het bezit zijn van insigne Natuurkennis. 75 in Nederland in het wild levende planten kennen. (Hiertoe worden ook mossen, zWammen, wieren enz. gerekend). Van 20 van cleze planten zoveel mogelijk bijzonderheden weten te vertellen (b.v. over zaadverspreiding-, voorkomen op bepaalde grond, enz.). lloineukenuis. In het bezit zijn van het insigne Natuurkennis. 50 in Nederland voorkomende bomen en struiken kennen in zomer en winter. Van 20 hiervan bijzonderheden weten over groeiplaats, bloei, gebruik van het hout, enz. Weten, welke voorzorgen genomen moeten worden om bos- en heibranden te voorkomen en weten, hoe die branden bestreden worden. Weten welke bosterreinen in Nederland onder bescherming staan van do Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten en iets weten over het doel en streven van deze vereniging. Dieren kennis. I. In het bezit zijn van het insigne Natuurkennis. 11. Keuze tussen A. en B. A. 50 in Nederland in het wild levende dieren kennen (dus ook insecten, vissen en slakken enz.) Van 20 van deze dieren nadere bijzonderheden weten te vertellen over hun levenswijze. B. Gedurende minstens 2 maanden een verslag hebben bijgehouden overeen zelf ingericht en onderhouden aquarium. Minstens 15 dieren en 10 planten ui;t de sloot kennen en van deze dieren bijzonderheden weten te vertellen over hun Levenswijze. lets weten van de eisen waaraan het water ineen aquarium moet voldoen, en hoe dit te regelen. (Onder aquarium ook te verstaan een aantal kleinere bakken of inmaakfléssen.) Vogelbescherming. In het bezit zijn van het insigne Natuurkennis. 30 in Nederland in het wild levende \ogels kennen en iets weten van hun levenswijze. Weten hoe nestkastjes worden gemaakt, aan welke eisen ze moeten voldoen en hoe ze onderhouden moeten worden en er minstens een op de juiste wijze opgehangen hebben en gedurende het nestseizoen aantekening hebben gehouden van de bewoners. Of: Inde winter een voederen drinkplaats voor de vogels hebben onderhouden en daarvan minstens 6 weken aantekening hebben gehouden Weten welke vogels in Nederland bij de wet beschermd zijn en welke gevaar lopen uitgeroeid te worden. lets weten te vertellen van het werk van de Ned. Ver. tot bescherming van vogels. De plaats weten van enige van de belangrijkste broedplaatsen, die onder bescherming van deze vereniging staan en weten welke vogels hier vooral voorkomen. Volksdansen. (Nederlandse en buitenlandse.) De volgende dansen zowel binnen als buiten inde goede stijl kunnen dansen 1. Zeeuwse reidans, bundel Sanson- Katz. 2. Baon opstekken of Almelose kermis, bundel Sanson- Katz. 3. Riepe Garste, bundel Sanson- Katz. 4. Peerdesprong, bundel Sanson- Katz. 5* Driekusman, Brom-Struik. 6. Skotse Trije, Brom-Struik en Sanson-Katz. 7. Zweedse dans. (heet Grote Tral inde Pinksterblom.) 8. Zakdoekendans. 9. Sunros of Zonnebloem Brom-Struik of ~De bonte rei” van L. Tiggers. 10. Haan inde ren; klein dansspel, (aanbevolen, maar niet verplicht.) Volksdansen. (Engelse.) De volgende dansen zowel binnen als buiten, inde goede stijl kunnen dansen. 1. Butterfly. 2. Bonnets so blue. 3.The'black nag. 4. Gathering peascods. 5. Rufty, tufty. 6. The merry merry milkmaids, 7. Picking up sticks. 8. Hey boys up go we. 9. Three meet] 10. If all the wohld were paper. Samenzang. Goed kunnen zingen: 6 twee- of driestemmige liederen, w.o. het Wilhelmus en het Internationale P.v. lied. 4 Oud-Hollandse liederen. 4 Padvindstersliederen. (die voor nieuwelingen niet meegerekend.) 4 Kampliedjes. 4 Canons. Dit insigne mag inde rondevlag gevoerd worden, wanneer 6 rondeleden het behaald hebben. Kamperen. Dit insigne mag alleen afgenomen worden dooreen leidster met een kampeerdiploma of kampeervolmacht Tenminste 1 week ineen tent ineen regelmatig p.v. kamp gekampeerd hebben onder gediplomeerde leiding. Weten, aan welke eisen een tent voor een ronde moet voldoen en hoe deze bewoond moet worden, ook met nat weer. Eenvoudige reparaties aan de tent kunnen verrichten. Weten wat noodzakelijk moet wórden meegenomen voor een weekeindkamp aan persoonlijke uitrusting aan keukenuitrusting en aan voedingsmiddelen Rugzak en plunjezak praktiscji en netjes kunnen pakken. Weten hoe een kampplaats te kiezen voor een weekeindkamp, dit eenvoudig in te richten en er een tent op zetten en af te breken. Met primus kunnen omgaan, een eenvoudig maal en een zwer’ftochtgerecht op een houtvuur kunnen klaarmaken. Kruis- en vorksjorring kennen en weten toe te passen. Ter keüze 2 van de volgende kamp gebruiksvoorwerpen kunnen maken (alles met of zonder sjorringen): rugzakrek, schoenenrek, pannenrek vlaggemast wastafel. Zwerven. 1. Minstens 4 zwerftochten meegemaakt hebben. 2. Eenmaal de leiding op een zwerftocht gehad hebben en daarbij getoond hebben, wet werk goed te kunnen organiseren en een kampplaats netjes te kunnen inrichten en achterlaten. (Stookplaats, tafelversiering). 3a, Een kriskrasvuur en 2 andere hike-

In afwachting van liet spoedig- verschijnende vak-insigne hoekje.

VOOt in Jit l/acantie

vuren kunnen opbouwen en stoken en weten, wanneer en waarvoor ze gebruikt worden en welke voorzorgsmaatregelen bij het stoken genomen moeten worden. 3b. Verschillende houtsoorten kennen. 4. Brood kunnen bakken om een stok en 3 andere gerechten zonder pan klaarmaken, waarvan 1 op een rooster van takken gemaakt. 5. Een stamppot op een houtvuur gekookt hebben, en' indien mogelijk een maaltijd onder de grond gekookt hebben. 6. De E.H.8.0. eisen voor de tweede klas afgetekend hebben. 7. Zich oriënteren bij dag en bij nacht en met een kaart en kompas kunnen omgaan. 8. De rug- of zijzak keurig weten te pakken met de benodigdheden voor een hike. Speuren, la. Bij het kimspel 3 maal achter elkaar 25 van de 30 verschillende voorwerpen goed hebben na 1 minuut observatie; elk artikel moet nauwkeurig beschreven worden, b. 8 uit 10 verschillende vloeistoffen in dagelijks gebruik naar de reuk kunnen herkennen, c. 8 uit 10 verschillende geluiden herkennen, d. 12 uit 15 verschillende voorwerpen op het gevoel kunnen herkennen ook dingen als: ongebruikt© theeblaren, meel, suiker, enz. 2a. van 5 verschillende typen van eenvoudige menselijke sporen 2 verschillende karakteristieken van elk herkennen, b. 3 eenvoudige spoorgeschiedenissen in zand of sneeuw oplossen. (Voor 3/4 goed). 3. 6 gipsafdrukken van vogel- of diersporen, welke zonder hulp gemaakt zijn, laten zien. Minstens 2 moeten van in ’t wild levende dieren zijn. 4. Een eenvoudig natuurspoor van minstens 1 KM. en uit 40 tekens .bestaande, kunnen volgen. Van deze tekens moeten er minstens 35 opgemerkt en opgetekend worden. Heemschut. lets weten van de voornaamste Heemschut- en Natuurbeschermingsorganisaties; enige voorbeelden weten van van cultuur- en natuurmonumenten door die organisaties gereserveerd, vooral uit de naaste omgeving. 2. Bekend zijn met de voornaamste molentypen en de bouwtypen van de boerderijen in verschillende streken van ons land en de verschillen in bouwwijze vanuit bedrijfsoogpunt verklaren. Het Openluchtmuseum te Arnhem bezichtigen en hiervan een goed verslag maken, 3 lets weten over minstens 5 bekende kastelen en andere historische gebouwen, w.o. Muiderslot, Doorwerth en de Ridderzaal met omgeving te ’s-Gravenhage; de anderen naar keuze. Minstens een hiervan bezocht hebben. lets afweten van de verschillende bouwstijlen, althans een zuiver voorbeeld van elke stijl kunnen noemen (zo mogelijk 1 kerkelijk en 1 profaan werk van elke stijl). 4. Goed kaart kunnen lezen; 4 tochten'gemaakt hebben en van het schoon hierop gezien, schriftelijk verslag uitbrengen niet ruwe schetskaart van de gevolgde weg. 5. Enige folkloristische bijzonderheden weten uit de omgeving van woonplaats of kamp; legenden en volksdansen. Hiervan een aantrekkelijk verslag maken, dat voor buitenlandse p.v.’s belangwekkend is. 6. Voorbeelden kennen van beschermde vogels en uitgeroeidê vogels en dieren. Weten, wat p.v.’s kunnen doen ter bescherming van de natuur. 7. Bekend zijn met de soorten van gevaren die de schoonheid van de stad en het land bedreigen en weten, ’wat p.v.’s hiertegen kunnen doen. Lichamelijke Geoefendheid. A. Voor p.v.’s van 12, 13 14 jaar. Wandelen 10 Km. in 2.5 uur. Hardlopen 60 Min 10.8* sec Verspringen 3M. Hoogspringen IM. Balgooien kl’. bal (tennis)'2o M Balgooien gr. bal 15 M. B. Voor P.v.’s van 15 tot 16 jaar. Wandelen 15 KM in 4 uur. Hardlopen 80 Min 13.5 sec. Verspringen 3.20 M Hoogspringen 1.05 M. Balgooien kl. bal (kastie) 20 M. Balgooien gr. bal 17 M. C. Voor P.v.’s van 17 jaar en ouder. Wandelen 20 KM in 5 uur. Harlopen 80 Min 13 sec. Verspringen 3.4 0 M. Hoogspringen 1.10 M, Balgooien kl. bal (kastie) 25 M. Balgooien gr. bal 19 M. Het springen is zonder springplank. Er mag driemaal gesprongen worden. Het werpen met de kleine bal, zowel tennis als kastie bal, is met de buigstrekworp. De grot© bal wordt met zijwaartse slingerworp geworpen. Er mag driemaal gegooid worden. De beste worp geldt. N.B. Wanneer de p.v. een hogere leeftijdsgroep bereikt, moet het insigne met de nieuwe éisen opnieuw worden af genomen. De letters A,, B. of C. zijn op het insigne aangebracht. Sport, De officiële regels van de gekozen spelen kennen en volgens die regels spelen. Een bewijs overleggen van de capta-in in wier elftal men een seizoen heeft gespeeld of van de spelleidster, onder wier leiding het spek beoefend is, dat men een ervaren speelster is. Men kan kiezen tussen groep A. of groep B Groep A.: een spel uit de serie: 1. Hocky, Handbal, Korfbal’ 2. Slagbal, Kastie, Kiepers, Rounders. Kaatsen. Volleybal’ Grens bal. N.B. (grensbal mag. gespeeld worden met kleine baj’ grote bal, slagmateriaal of hockysticks, naar keuze. Slagbal eri grens-slagbal, hocky en grens-hocky enz. gelden telkens slechts voor een spel.) Groep B: drie spelen uit de serie 2., zie boven. Zwemmen. 1, Ongekleed zwemmen met schoolslag 125 M, waarvan a. 100 M. schoolslag onmiddellijk gevolgd door b.’ 25 M rugslag met handen op de heup. 2. Gekleed zwemmen minstens 50 M. a. 25 M. schoolslag daarna direct b. 25 M. rugslag met handen op de heup. 3. Watertrappen gedurende 1 minuut: wijsvingers boven water. 4 Springen vari een plank en van de kant, gekleed en ongekleed. *5. Duiken van de kant en van de plank. 6. In hurkval te water gaan, gevolgd door 10 M. rugslag met handen in kopgreep boven water, 7. Na startduik minstens 5 M. onder water zwemmen. 8 Bordje of ander voorwerp in water van minstens 2.50 M. diepte kunnen opduiken. ( mag 2 maal geprobeerd worden.) 9, Weten" welke voorzorgen je moet nemen als je in onbekend water gaat zwemmen, waarom je nooit alleen moet gaan zwemmen en de gevaren kennen van snelstromende"tivieren (kribben) en de zee. N.B. De kleding bij de eisen 2 en 4 moet bestaan uit: Zwempak, hemd, directoire, kousen of sokjes, gymschoenen, jurk of rok eii blouse. De kleding moet zo bevestigd zijn, dat zij niet verloren kan worden. Internationale kennis. 1. lets weten van de organisatie en de geschiedenis van de Wereldbond. 2. De vlaggen en p.v. uniformen kennen van de bij de Wereldbond aangesloten landen. (Vervolg op pagina 7.)

6