inklimtocht. De volgende dag werd de Totenkirchl (2193 m) beklommen langs de Führerweg, of per ongeluk langs andere routes die hierbij in de buurt lagen, hetgeen deze klauterij nog spannender maakte dan zij op zichzelf reeds ware geweest. De derde dag werd door de meesten onzer de Ellmauer Halt (2344 m) over de Kopftörlgrat beklommen. Een aanbevelenswaardige zij het voor sommige wat lange tocht.

Het gesteente in de Wilde Kaiser leent zich wel bij uitstek voor klauteren, hetgeen ieder die hier geklommen heeft zich zal herinneren. De schitterende harde kalk biedt in het algemeen vrij betrouwbaar houvast, terwijl de steilte van de rotsen ons klimmershart verheugt. Speciaal de onregelmatigheid van de kammen, die een aaneenschakeling veroorzaakt van voortdurende klauterpartijen draagt hier sterk toe bij. Een aantrekkelijkheid hierbij was het klimmen met een uitstekende hulpgids, die echter het gebergte haast niet kende, waardoor een grote mate van phantasie en afwisseling in het klimmen ontstond, door het gemeenschappelijk zoeken naar een route.

Geheel anders waren onze tochten in even kleine getale vanuit de Richterhütte, waar ons een warme ontvangst ten deel viel. Het gebergte is hier plaatselijk zeer brokkelig, terwijl de graten vaak bestaan uit los op elkaar gestapelde stenen, welke grote voorzichtigheid gebieden.

Bij aankomst desmiddags in de Richterhütte (2360 m) maakten wij een wandeling naar de Richterspitze (3080 m). Een zeer goede oefening voor de tochten van de beide volgende dagen, speciaal voor het lopen door de in overvloed aanwezige sneeuw, welke nog vrijwel tot aan de hoogte van de hut lag en welke ons later parten speelde bij het vinden van de goede routes. De volgende dag was de Nadel ons doel, een berg die van verre reeds met haar schuine sneeuwstreep de aandacht trekt. Er werd langs verschillende wegen geklommen. De Nadel bestaat uit los op elkaar gestapelde stenen en de route is grotendeels betrekkelijk steil, tenminste die welke ik volgde. De laatste tocht, welke wij in dit gebied konden ondernemen had tot doel de Reichenspitze (3305 m). Onze groep klom

via de niet zeer ingewikkelde gewone route, waarin de sporen voorkwamen van de gedeeltelijk weggevallen voorziening voor touristen met haken en kabels. De meesten onzer groep hadden het echter veel moeilijker aangezien zij eerst een poging deden, via het Joch tussen Gabelkopf en Richterspitze, de laatste over de Noordgraat te bestijgen, welke poging zij echter hebben moeten opgeven wegens de vele sneeuw, waarna zij langs een door onbetrouwbaarheid van het gesteente lastig stuk ook op de gewone route aanlandden, om vandaar in dichte nevels de top alsnog te bestijgen.

Oostelijk onder de Noordgrat van de Reichenspitze

De grote hoeveelheden sneeuw hadden het grote voordeel, dat wanneer men eenmaal uit het gesteente was de thuistocht nooit veel langer dan drie kwartier duurde, veelal met doorweekte schoenen en broeken als beloning.

Thans nog enige woorden over de opzet van deze tochten. Het was de bedoeling dat voor elke twee deelnemers een gids of hulpgids aanwezig zou zijn. Hiervan was echter geen sprake. Met het gevolg dat niet