lijdensweg. En zoo deden ook wij; het „grüselige” stuk, nu vooral niet minder gevaarlijk dan vanmorgen, werd zonder onheil gepasseerd en het laatste gedeelte van den gletscher, waarop minder sneeu.w lag, viel zoowaar nog wat mee.

.-\an de ruïne van het hotelletje ontmoetten wij een enthousiasten Engelschman, die wat er van onze beklimming van uit het hotel met den verrekijker te zien was geweest, met belangstelling had gevolgd en ons nu tegemoet was geloopen. Hij zeide mij: „Your daughter, sir, behaved very well indeed.” Ik was hem zeer erkentelijk voor zijn vriendelijke appreciatie, maar wenschte hem toch naar de Mookerhei, nu hij mij voor den vader mijner vrouw bleek aan te zien; nog pas eenige jaren geleden hield iedereen in Zwitserland ons voor „Hochzeitsreisende”. Ik zag den tijd niet verre, dat ik voor grootvader mijner echtgenoote zou doorgaan.

Tegen 4 uur, als ik mij goed herinner, waren wij in het hotel terug; een heerlijk bad, een korte siësta en een goed diner stelden ons voor de vermoeienis schadeloos, alle narigheid was vergeten en slechts het schoon e, dat wjj genoten hadden, bleef in de herinnering achter. Den volgenden dag verlieten wij Saas-Fee over den Montemoropas, een tocht, die, vooral ook om den blik op den Oostwand van den Monte Rosa, iederen flinken wandelaar niet genoeg kan worden aanbevolen (met gids).

In 1906 waren wij opnieuw in Saas-Fèe. Slecht weer verhinderde ons, de groote bergen te lijf te gaan. Maar de Egginergrat, van welke Tschudi zegt ; „von fixen Alpinisten als hochinteressante Kletterpartie gerühmt” en die slechts 3100— 3300 Meter hoog is, kan ook bij min gunstig weer worden overschreden. Toen dus na een dag van regen de lucht tegen den avond ophelderde, bestelden wij fluks de gidsen en ’s nachts tegen 4 uur gingen wij op weg. Bij het naar buiten komen uit het hotel hadden wij een groote teleurstelling. De lucht was geheel bedekt, geen ster was te zien. Des te grooter was onze vreugde, toen spoedig bleek, dat dit slechts veroorzaakt werd door nevels, die weldra in flarden woeien en geheel verdwenen; een heldere sterrenhemel, in het Oosten reeds rosé gekleurd, welfde zich boven ons. Wij beklommen den Mittag-