Mijn vriend Max Finch haalde in 1911 ten slotte met drie vrienden zonder gids het stoute stuk uit om den Schreckhorn langs de Anderson-graat te bestijgen en daarna de gansche graat volgend over den Gr. Lauteraarhorn terug te keeren, een tocht, die zij als eersten ondernamen en wellicht met spoedig herhaald zal worden. Daarover deel ik bij mijn Lauteraarhorn-beschrijving wat meer mede.

De Schreckhorn is nooit wat men noemt bestormd geworden, is geen mode-berg geworden, zooals Matterhorn, Jungfrau of Montblanc, daarvoor ligt hij te bescheiden verscholen achter zijn meer pretentieuse Oberland-buren. Voor de „renomist” is er bij het groote reizïend-publiek geen eer mee in te leggen en dat zal ook wel de oorzaak zijn, dat dezen moeilijk te bestijgen en veelal gevaarlijken berg slechts een tweetal alpinisten ten offer zijn gevallen, n.l. Eliot, die vlak voorbij het Schrecksattel uitgleed en in de peillooze diepte aan de Oost-zij'de van den berg verdween en Munz, die onder in het Grosse Couloir door een lawine verongelukte. Beide ongelukken waren aan eigen onvoorzichtigheid te wijten. En nu vervoek ik den lezer met mij naar de Schwarzegg-hütte terug te keeren, waar Knottenbelt ons met ongeduld zit te wachten.

De bestijging.

Om één uur ’s nachts heerschte er al weer bedrijvigheid in de rommelige hut, maar zoo vroolijk-druk het gezelschap de toebereidselen voor den nacht had gemaakt, zoo dommelig-zwijgend werd alles voor het vertrek in gereedheid gebracht, ’t Is een zonderling psychisch verschijnsel, de invloed van den nacht op den mensch in een clubhut; je zoekt naar je sneeuwbril, die op je hoed zit; de gewoonste dingen kan je niet vinden, je merkt dat je het tweede paar sokken vergeten hebt aan te trekken, nadat je de bergschoenen hebt dichtgeregen en met zeer veel moeite je beenbanden hebt omgewonden. En ook het humeur geloof ik is niet geheel en al ongevoelig voor de inwerking van het hut-donker en het meest lankmoedig karakter vertoont neiging om naar den prikkelbaren kant over te slaan. Ik wilde door een uitzondering den regel bevestigen en vroeg op den meest welwillenden toon:

„Knottenbelt, wil ik voor de havermout zorgen?”