tqërverslagen

en wel uit het windje of we zagen van de Zwitserse kant over de enorm grote Silvretta-gletscher drie mannen aankomen. Het bleken twee Duitse toeristen met een gids uit Parthenen te zijn. Zij waren om half zes uit de Wiesbadenerhütte vertrokken en hadden er dus reeds een tocht van uur opzitten. Er ontspon zich tussen Emil en zijn collega een twistgesprek of wij reeds halverwege onze tocht waren of niet. Volgens Emil wel, doch de gids uit Parthenen ontkende dit ten stelligste. En hij bleek later gelijk te heben

Om half twaalf gingen we verder. We betraden Zwitsers gebied. Een onafzienbare sneeuwvlakte, die in de stralende zon als zilver glansde Het was een wondermooi schouwspel. De vlakte was geheel omzoomd met toppen. Op Zwitsers terrein de machtige sombere pyramide van de Piz Linard, de hoogste onder de hogen, de fraai getande toppen van de Verstanklahorn, voor ons uit de grote steenmassa van de Piz Fliana en aan de Oostenrijkse kant de hele keten, van Schneeglocke, Silvrettahorn, Eckhörner, Piz Buin, Piz Jeremias, Piz Mon, Dreilanderspitze en hoe ze verder allemaal mogen heten.

Het werd brandend heet en onze rugzakken wogen eens zoveel als anders. Dicht achter elkaar zwoegden we voort. Op dat moment hadden we weinig oog voor al het schoons om ons heen. Vele dwarsspleten werden overwonnen en lengtespleten omgaan.' Daar het geen zin had middenin de sneeuw te gaan rusten, werd het een onafgebroken tocht van bijna 3 uur alvorens,we op een punt kwamen waar Emil met het meest lakonieke gezicht van de wereld vroeg of de Heren nog idee hadden in een topje ! Hij had ons n.l. de dag te voren beloofd, dat hij voor de heel-goeden iets in petto had. Wat zouden we doen? Dirk had geen moed en bleef liever bij de rugzakken, doch Johan, Dick, Paul en ikzelf legden onmiddellijk onze last af en waren gereed voor de beklimming van de Eckhorn, die zijn 3158 meter trots de lucht inhief. Een beklimming mag ik het eigenlijk niet noemen, het sneeuwveld liep tot ongeveer 50 meter onder de top, zodat we in 40 minuten boven waren. Tien minuten genoten we van het heerlijke uitzicht op de Grosz-Vermuntferner. We zagen heel in de diepte reeds de Wiesbadenerhütte liggen. De rotsafdaling vergde slechts 5 minuten, zodat ons van de door Emil genoemde termijn van een uur, die de tocht heen en terug zou duren, nog 5 minuten restten. Ik was benieuwd hoe hij het hem zou lappen zijn woorden waar te maken. Het antwoord kwam onverwijld. Emil plantte zijn voeten naast elkaar in de sneeuwhelling, nam zijn pickel achter zich in schuine ondergreep en dook omlaag. De sneeuw spoot opzij en in een suizende vaart vloog de kleine man over de helling. Met een sierlijke Stemmbogen stopte hij bij de rugzakken.

Dat lieten wij niet op ons zitten en stuk voor stuk doken wij onze gids na. Het was een sensatie van je welste.

Binnen weinige minuten waren we weer onderweg en via de Fuorcla del Confin namen we de weg onder de Fermuntgietscherbruch door naar de hut. Emil voelde zich na een kwartier niet meer op zijn gemak. Dit bemerkten wij aan de manier waarop hij neuriede en tu.s.sen zijn tanden floot.