schap, waarvan Max Scheler in „Die Stellung des Menschen im Kosmos” (1928) de taak als volgt omschreef:

„Es ist die Aufgabe einer philosophischen Anthropologie, genau zu zeigen, wie aus der Grundstruktur des Menschseins alle spezifischen Monopole, Leistungen und Werke des Menschen hervorgehen: so Sprache, Gewissen, Werkzeuge, Waffen, Ideen van Recht und Unrecht, Staat, Führung, die darstellenden Funktionen der Künste, Mythos, Religion, Wissenschaft, Geschichtlichkeit und Gesellschaftlichkeit.”

Verrassend is de stap, die Gehlen in de juiste richting doet. Natuurlijk heeft hij zijn voorgangers in dezen (dikwijls noemt hij Fierder en Schopenhauer), maar de uitwerking is origineel. Bovendien geldt hier het bekende woord van Mephistopheles : „Wer kann was Dunimes, wer was Kluges denken, Das nicht die Vorwelt schon gedacht?” Herhaalde lezing van het boek bracht ons de overtuiging bij, dat hier een vakman aan ’t woord is,

dat de grondstellingen, die hij verkondigt, nieuw voedsel geven aan verschillende takken en twijgen van de wetenschap, en dat ook de paedagogen goed doen zich open te stellen voor deze rijke gedachtenwereld, vooral waar het betreft een fundeering van de school der toekomst !

De heerschende menschconcepties zijn tot twee terug te brengen : de Christelijke en de Darwinistische; de eerste leidt den mensch’van God, de tweede van het dier af. Opvallend is de gemeenschappelijke vooronderstelling van beide zienswijzen, n.l. dat de mensch niet uit zichzelf kan worden begrepen, dat het wezen slechts te vatten is met buitenmensofielijke categorieën. Gehlen nu heeft vrede met geen van beide standpunten, hij valt de gemeenschappelijke vooronderstelling aan door te beweren, dat het zeer goed mogelijk is een opvatting van he.t menschelijk wezen te ontwikkelen met begrippen, die alleen op den mensch van toepassing zijn; daardoor de wetenschap in overeenstemming brengend met het voorwetenschappelijk spraakgebruik, dat alles, wat niet mensch is, van den regenworm tot den chimpansee, samenvat onder het woord „dier”.

Gehien knoopt aan bij een woord van Nietzsche, die den menschj „das noch nicht festgestellte Tier”, noemde. Dit woord is dubbelzinnig, maar in beide gevallen juist: het ten eerste, dat nog niet is vastgesteld, wat eigenlijk de mensch is, en ten tweede : het wezen mensch is niet af, niet „festgerückt”, De mensch is zichzelf niet gegeven maar op-

gegeven; hij ziet zich steeds voor opgaven geplaatst, hij moet stelling nemen tegenover zichzelf en zijn medqpienschen; hij is niet „festgerückt”, dat beteekent: hij beschikt nog over zijn eigen aanleg en gaven, die hem in staat stellen te blijven bestaan; hij leeft niet, zooals G. zegt, maar hij voert zijn leven. Niet uit luxe, m.aar uit ernstigen nood : hij moet er iets van maken. De grondgedachte van het boek is alzoo : de mensch is een handelend wezen. Het dier is volledig ingepast in zijn Umwelt; de mensch alleen heeft het voorrecht, den ring der noodwendigheid door zijn handeling te doorbreken. Hierdoor is het hem alleen mogelijk zich te handhaven, want morphologisch is de mensch in tegenstelling met hoogere zoogdieren gekenmerkt door onvolmaaktheden: hem ontbreekt het baarkleed als beschutting tegen het klimaat; de instincten en ook de zintuigen zijn zwakker dan bij dieren, de jeugd is onvergelijkelijk langer, het gebit is primitief. Zonder de gave van het handelen zou hij reeds lang uitgeroeid zijn. In zijn handelingen moet de mensch een tweede natuur om zich heen opbouwen, en zoo begrijpen we de uitspraak, dat de cultuur een tweede natuur is!

Het anthropologisch schema is hiermede gegeven : vanuit de leidende grondgedachte is het mogelijk elk bijzonder kenteeken, b.v. het verstand, de hand, het rechtop gaan, de taal en de moraal, als zinvol te verstaan. Duidelijk is het verschil met de vroegere afbakening tusschen mensch en dier, die het niet verder bracht dan tot quantitatieve verschillen. Zeker, de lichaamsbouw van den mensch als

„hoogst ontwikkelde vertebraat” is merkwaardig, maar die van de antropoïden (menschapen) komt er dicht bij ; de mensch bouwt woningen, maar de bever doet het ook ; de mensch heeft verstand (homo saplens!) en gebruikt werktuigen (homo faber!) maar sinds de interessanté proeven van Kohier is het moeilijk, deze eigenschappen aan de apen te ontzeggen; ook in de taal gelukt het niet een criterium te vinden. Zoolang men geen zelfstandig menschbeeld heeft, zoolang blijft het bij beschouwing en vergelijking van bijzondere eigenschappen en krijgt men geen autonome anthropologie, doch blijft deze het slothoofd.s"tuk van de zoölogie.

Gebroken wordt ook met het „Stufenschema”, dat aanschouwelijk is voor te stellen door een taart met verschillende lagen; de onderste, breede laag is de Dingstufe, daarop komt de vegetatieve laag, daarop de animale, daarop de menschelijke, telkens komt er een kenmerk bij,'het laatst de geest. In werkelijkheid echter is er geen plusbetrekking, maar een verticaal onderscheid in stijl, in structuur, dat Gehlen geformuleerd heeft in de handeling, De onoplosbare problematiek van de verhouding lichaam-ziel (dualisme) of lichaam-ziel-geest (triniteit) wordt door Gehlen, zoo niet opgelost, dan toch overbodig gemaakt, Het zijn moeilijkheden, die de mensch zichzelven schept, door te trachten „objectief” de abstractieproducten lichaam, ziel en geest denkend te combineeren. Ook de voorstelling, als zou de geest iets levensvijandigs zijn (Klages) wijst op een dualistisch dwangschema als uitgangspunt. D. VAN LANGEN

« ;;k-» · .. sp » s.szä wi -- 1 z- . k « zi-z – – – – 3 .z GJLD ; » Irws « s r:. Xuun-s1 iw »ss.-: ,. -.

Wie kent de nieuwe adressen?

B. L. W. Bossong G. J M. Kokshoorn W. R. C. M. V. d. Loo A- V. Muijen )V[. Posthuma JVüej. Th. J. Sengers W. C. V. Vliet A-. M. Bovenkamp A. J. A. Etman p. Lamberts W. Fasten Tj. J. Zuidema K. A. W. Stutterheim

Schaarsbergen Nijmegen Wolvega – Vlaardlngep Bloemendaal Nijmegen Haarlem Amersfoort Zeist Amsterdam Amsterdam Amerongen Utrecht

Komngsheide NIVO. Westerhelling, Sophiaweg 40. Comm. Ie Afd. N.A.D. Maassluisschedijk 112. Verbindingsweg 36. Westerhelling, Sophiaweg 40. Weltevredenstraat 2. riegentesselaan 14 P. C. Hooftlaan 49 b. Dintelstraat 1. . Overtoom 232 boven. [Kamp N.A.D. Overberg.. Nobelstraat 23 bis.

Opgave van de nieuwe adressen gaarne aan het Secretariaat van het Opvoedersgilde Thorn Prikkerlaan 46, ’s-Gravenhage.