„Toen ik vroeger in het openbaar onderwijs stond, vatte ik mijn taak o.a. in dien zin op, dat ik zoo gauw mogelijk de kathoiieke leerlingen van de openbare school liet verdwijnen en ze naar de katholieke school deed gaan. Mijn innige overtuiging is, dat ieder katholiek openbaar onderwijzer diezelfde opvatting moet huldigen.”

(Uit de Bode van 29-3-1935).

Toch benoemen gemeentebesturen zuike R.K. onderwijzers aan openbare scholen, want, redeneeren zij: ledere Nederlander is benoembaar in overheidsdienst. Vooral wanneer het benoemingsrecht berust in handen van R. Katholieken of tegenstanders van de openbare school, kan op deze wijze de openbare school ondermijnd worden.

De bijzondere school heeft natuurlijk van een zoodanige ondermijning geen last. Wanneer een onderwijzer aan een bijzondere school „niet zuiver in de leer is”, wordt hij gauw en gemakkelijk genoeg weggewerkt.

In Den Haag worden benoemingen aan openbare scholen b.v. mede beoordeeld door een antirevolutionnair schoolopziener; in de gemeentelijke inspectie zit een R.Kath, inspecteur, die de belangen van het openbaar onderwijs moet bevorderen. Vaak moeten ook R.Kath. of A.R. burgemeesters en wethouders dat doen. Allemaal menschen, die hun eigen kinderen naar de bijzondere school zenden, uit principe van het openbaar onderwijs niets moeten hebben, en de belangen van het openbaar onderwijs niet ten volle tot hun recht laten komen. Waar in Nederland zit in het bestuur van een bijzondere school een man, die tegenstander is van het bijzonder onderwijs en zijn eigen kinderen de openbare school laat bezoeken? No. 35.

Besturen van bijzondere scholen beginnen soms in een nieuwe buurt al vast een schooltje en binden de leeriingen uit de omgeving aan zich. Een gemeentebestuur mag dit niet zonder goedkeuring.

Bijzondere scholen laten soms kinderen, die nog te jong zijn om toegelaten te worden, buiten de school opleiden

en plaatsen ze, zoodra ze oud genoeg zijn, in het tweede leerjaar. De gemeentebesturen kunnen dit niet doen met leerlingen, die later in aanmerking komen voor plaatsing op de openbare school.

No. 36.

Al het voorgaande samenvattend, komen we tot de volgende conclusies:

I°. De financieele gelijkstelling tusschen openbaar en bijzonder onderwijs is op lange na niet verkregen.

2°. Het openbaar onderwijs is in een ongunstige positie gedrongen.

3°. Het openbaar onderwijs geniet te weinig bewegingsvrijheid, ko-mt daardoor altijd achteraan, en kan zich niet ontwikkelen.

4°. De geldelijke voorzieningen van openbaar en bijzonder onderwijs zijn te veel aan elkaar vastgekoppeld en daarbij zijn allerlei regelingen getroffen, welke de openbare school in het nadeel brengen.

s°. De geldelijke voorzieningen voor de beide richtingen van onderwijs zijn zoodanig, dat niet voldoende rekening wordt gehouden met de werkelijke behoeften.

6°. Ons onderwijsstelsel verdeelt het volk in partijen, welke elkaar bestrijden; het is een bron van veel onaangenaamheden en ontevredenheid.

7°. Op het onderwijs zouden jaarlijks millioenen guldens bezuinigd kunnen worden.

B°. Het aantal leerlingen van de openbare school gaat elk jaar achteruit en daaide van 53.9 % in 1920 *ot 28.9 % in 1942. Zij is onder de huidige wet ten doode opgeschreven. R. V. d. MEI

UIT DE PRACTIJK

REVOLUTIONNAIR ZIJN

De gymnastiekvereeniging van ons dorp heeft een nieuwen leider gekregen. Mijn leerlingen vertelien: „En Meester, in de houding moeten we anders staan, dan bij U. Niet met de hakken tegen elkaar en de voeten geopend, maar met de voelen heeiemaal tegen eUttar, want met de voeten geopend is Duitsch!”

Ja, ja, opeens is dat Duitsch! En alles wat de Duitscher doet, wil deze meneer niet, al deden wij het ook al honderd jaar of meer en al weet geen mensch of dat nu werkelijk Duitsch is of niet. Kan iemand van de lezers mij vertellen, hoe de Engelschman in de houding staat? Misschien kan ik dsn onzen meneer van dienst zijn. Deze man schijnt in staat te zijn op zijn hoofd te gaan loopen, alleen al, omdat de Du.tscher het op zijn voelen doel! Het kan ooK zijn, dat hij aan de geachte ingezetenen van ons dorp wil toonen, dat hij aan „den goeden kant” staat.

Het laat mij volkomen koud! Maar iets anders, wat me niet volkomen koud laat, is dit: Hoe lang nog kan een onderwijzer of een ieeraar in ons land maar les geven, zooals het hem belieft? De een doet het zus, de ander zoo. Van eenheid geen sprake! Vele leerlingen zijn daar jaarlijks de dupe van, wanneer zij door verhuizingen andere scholen moeten bezoeken. Vele ouders, warmeer ze voor hun kinderen, die op middelbare scholen zijn, maar weer nieuwe boeken moeten koopen, want iedere ieeraar heeft zoo zijn eigen boeken.

Immers, wie kan me bij benadering zeggen, uit hoeveel verschillende methodes voor de verschillende leervakken wij onderwijzers wel kunnen kiezen. Kijkt U de uitgave van leerboeken, uitgegeven door het Departement, er maar eens op na! Het is ontstellend! „Vrijheid”, roept onze tegenstander. „Mijnheer, U tast onze vrijheid aan.” Mijn antwoord is: „Neen, geachte volksgenoot, niet Uw vrijheid, maar de anarchie!”

Voor het vak geschiedenis op de lagere school heeft het Departement een prijsvraag uitgeschreven. Hier sprak de anarchie dan ook wel het hevigst. Hier was het mogelijk.

dat de eene schoolmeester, aan de hand van een methode, over Prins Willem van Oranje sprak, als van den ketter, terwijl de ander hem, aan de hand van een andere methode, den redder des vaderlands noemde. De h.storie van ons prachtige voorgeslacht werd en wordit nog misbruikt door politieke schobbers, om toch maar ons arme bedrogen volk verdeeld te houden in hokjes en vakjes en heersch”, weet U wel! En schoolmeesters-boekjesschrijvers, handlangers van deze schobbers, zijn er geweest. Geld stinkt immers niet!

Zal ons onderwijs zich vernieuwen, niet een vernieuwen, dat ontaardt in plaatjesplakkerij enz., maar een werkelijk vernieuwen, dan zullen wij nationaal-socialisten dat moeten aanpakken. In Europa willen wij revolutie, waarbij de Fransche Omwenteling kinderspel is. Ook in onze scholen moet die revolutie woeden. Nu het nog niet mogelijk is, overal nat. soc. onderwijzers voor de klas te zetten, (wanneer wordt de eerste nat. soc. kweekschool geopend?), is het toch mogelijk, moet het mogelijk zijn, door invoering van onderwijsmethodes, niet alleen voor geschiedenis, maar ook voor aardrijkskunde, heemkunde, lezen, de revolutie in onze school te brengen.

En dan meer eenheid kameraden! Ons onderwijs roept om eenheid. Het moet niet bestaanbaar zijn, dat de een leeraart: in de houding staan we met de voeten geheel aaneengesloten en dat een ander onderwijst: Prins Willem van Oranje was een ketter!

Eenheid, zooals wij dat voor juist houden, zooals wij die wenschen!

Komt kameraden, en vooral gij, die iets te zeggen hebt. Pakt aan!

Wij zijn toch revolutionnairenü V. G

EEN MERKWAARDIG GESPREK

Eén van mijn bezoeken ais propagandist voor het Opvoedersgilde bracht mij dezer dagen bij een advocaat, die