beschadiging met benadeeling van het nageslacht. De waargenomen regeneratiemogelijkheid pleit tégen een erfelijke beschadiging. Door Stockard en Johannsen wordt het verband tusschen alcohol en erfelijkheid dan ook ontkend.

De factor „gewenning” is bij dierproeven haast wel uitgesloten en kan van een z.g.n. „erfelijke drankzucht” geen sprake zijn bij een reeks dieren die nooit alcohol gehad hebben.

Ada Hart en Arlitt lieten witte ratten bepaalden intelligentieproeven doen. Daarna werd alcohol toegediend. Zij constateerden, zelfs indien een der ouders alcohol gehad had, bij de overigens abstinente nakomelingschap een steeds afnemende intelligentie. Deze nadeelige invloed was tot in de derde generatie vast te stellen.

P e ars o n dacht dat alcohol een selectiemiddel was. De resultaten van zijn onderzoekingen zijn in twijfel te trekken, want er is een groote onevenredigheid tusschen de methode en het verwerkte materiaal. Ook wil P e ars o n zijn conclusies niet generaliseeren. Het begrip „matigheid” was aan politieberichten ontleend. Niets was bekend van de ouders ten tijde van de conceptie der kinderen. Hij stelde verder 18 geheelonthouders naast 275 matigen en 425 drinkers plus 63 vermoedelijke drinkers. 194 van de 780 ouders leefden gescheiden of waren voor de tweede of derde maal gehuwd, of gestorven en buitenechtelijke kinderen werden niet medegerekend terwijl alleen schoolgaande kinderen in het onderzoek betrokken werden, enz.

Misschien zijn de kinderen van drinkers relatief resistenter tegen infecties, dat zou dan aan de selectieve werking van de alcohol toegeschreven moeten worden. Al is dit zoo, dan is het nog geen reden om alcohol te gebruiken en de andere nadeelen op den koop toe te nemen.

Door Pearl en Stockard is een germinale selectie aangetoond, de vraag blijft of deze werking te vergehjken is met een sociale selectie, m.a.w. of de zifting, die de minderwaardige individuen doet verdwijnen en de meerderwaardige doet behouden, alleen het minderwaardige elimineert. De alcohol zal beide aantasten. Bovendien is het minderwaardige dat uitgesloten zou worden, zonder meer nog niet gelijk aan het maatschappelijk inferieure.

23