HET ONTSTAAN VAN DEN MENSCH GEZIEN VAN VERLOSKUNDIG STANDPUNT

DOOR Prof. K. DE Snoo (Utrecht)

Sinds meer dan een halve eeuw hebben zich niet alleen de anthropologen met het probleem der menschwording bezig gehouden, maar ook vele natuurkundigen en biologen, geneeskundigen en theologen en vooral philosophen. De literatuur over dat voor den mensch zoo uitermate belangrijke onderwerp is dan ook nauwelijks meer te overzien en, wegens de zeer uiteenloopende geestelijke instelling der verschillende auteurs, vol van tegenstellingen en de meest uiteenloopende opvattingen. Merkwaardig intusschen is het, dat onder die vele geleerde schrijvers de namen van verloskundigen ontbreken, terwijl toch de verloskundigen het zijn, die aan de wieg der menschen staan en telkenmale het wonder zien gebeuren van de geboorte van een nieuw leven.

Vraagt men naar de reden daarvan, dan kan men moeilijk aannemen, dat de verloskundigen voor dat probleem geen belangstelling hebben, noch dat zij zoozeer door hun dagelijksche zorgen voor de jongste generatie in beslag worden genomen, dat er geen tijd overblijft om zich in de herkomst der ouders, tot die der oudste generatie toe, te verdiepen. Veel meer komt het mij voor, dat geen hunner zich in het openbaar heeft doen hooren, omdat de uiteenzettingen, noch van theologische en philosophische, noch van zuiver natuurwetenschappelijke zijde, ook maar uit de verte de verloskunde raken, en tot dusverre de verloskunde zelf, met de leer van de wording en ontwikkeling der vrucht, voor hen geen nieuwe perspectieven bood. Zelfs het feit, dat op grond van de palaeontologische, biographische en descriptief morphologische oorkonden moet worden aangenomen, dat de mensch niet in zijn tegenwoordigen vorm en hoedanigheid is

Afkomst en Toekomst VII

21