Ik weet heel goed, dat vrees niet het opvoedingsmiddel bij uitstek is, maar er zijn karakters, bij wie dit element wel eens noodig is. Komt de wildebras tot aanpakken en wordt hij normaal vóór zijn meerderjarigheid gereclasseerd, dan deert hem die straf ook niet; natuurlijk loopt hij er dan vrij van. Voor de zeer moeilijken, voor hen die zich zeer ernstig vergrepen, is art. 39ter geschreven.

Mag ik nog op een voordeel wijzen, dat ik boven al aanstipte? Dat op deze wijze de grens, tot welke men zulk een zeer moeilijk te reclasseeren persoon onder appèl heeft, wordt verlengd, iets waarop nog onlangs voor de meisjes uit Zeist werd aangedrongen.

Mij dunkt, dat, nu wij den gespecialiseerden Kinderrechter hebben, voor een onjuiste hanteering van deze straf naast maatregel gegronde vrees niet behoeft te bestaan.

Rotterdam.

H. DE BIE.

Uit de praktijk van den Kinderrechter,

Als Kinderrechter behandelde ik de volgende gevallen, die het mij niet ondienstig voorkomt even in Uw Maandblad te bespreken.

Terecht stond een meisje van 17 jaar, dienstbode in een der omliggende plaatsen van Dordrecht, die bij een woordenwisseling in een driftige bui een vrouw had mishandeld, en wel haar had geslagen en aan de haren getrokken. Het meisje verscheen niet op den bepaalden dag, weshalve door mij het onderzoek moest worden geschorst en haar medebrenging door deurwaarder of dienaar der openbare macht moest worden gelast op een nadere terechtzitting.

Zoo het volgende geval; een fabrieksjongen van 16 jaar, wonend in een plaatsje, liggende bij de uiterste grens van het arrondissement Dordrecht, had een medeburger gescholben voor „flikker”, „rotzak” enz. De zaak wordt aangebracht ; de jongen is niet verschenen; alweer moet ik het onderzoek schorsen en de jongen door een veldwachter naar Dordrecht doen geleiden.

In beide gevallen misten de beklaagden daardoor een dag uit hun dienst en bovendien stonden zij bij hun werkgever te boek, als iemand, die „voor moest komen”, een uitdrukking die voor het groote publiek om welke zaak het dan ook is toch altijd een eenigszins fatale beteekenis heeft.

Waar nu bij den Politierechter wij door art. ISOaWetb. V. Strafv. een voor dergelijke gevallen zoo uitnemende rege-