De Heer Kronenberg was om drie uur s nachts thuis gekomen, terwijl de dienstbode den volgenden morgen om lO'/a uur het ongeval ontdekte.

In dien tijd kan dus niet meer lichtgas uitgestroomd zijn dan 7.5 X 180 L. = 1350 L.

Te verwonderen is dat bij deze hoeveelheid op een kamer van 25.5 inhoud het leven reeds ophoudt. Het lichtgas bevat gewoonlijk niet meer dan 8 «/o CO. dus in dit geval 108 L. CO. op 25875 L. lucht of 0,4 ®/o hetgeen op het laatst pas wordt bereikt, ongerekend dat elk raam en elke deur nog wel iets ventileert.

Verwonderlijk is het ook dat men in huis niet eerder gas geroken heeft.

Den Helder. De gemeenteraad heeft B. en W. crediet verleend voor het doen bouwen van een tweeden grooten gashouder met een nuttigen inhoud van 8000 op het terrein der gasfabriek en voor het maken van nieuwe filters en putten ten dienste der waterleiding.

Door B. en W. werd voorgesteld een geldleening ad f 180,000 te sluiten, voor openbare werken en voor het aankoopen van nieuwe gas- en watermeters. Met aankoop van meters uit geldleening konden verschillende leden zich echter niet vereenigen, waarom het leeningsvoorstel alsnog werd aangehouden.

De heeren Bok en Jaring, die voorstelden, als krachtbron voor de pompwerktuigen der waterleiding electriciteit aan te wenden, trokken dat voorstel in, naar aanleiding van de ingewonnen adviezen van prof. J. Dijxhoorn te Delft en den ingenieur J. Schotel te Rotterdam, die electriciteit ontraadden met het oog op te hooge kosten en onvoldoende bedrijfszekerheid.

De heer Terra stelde daarop voor, ook terug te komen op het vroeger genomen | besluit om lichtgas als beweegkracht voor de waterleiding te gebruiken en te besluiten tot aanwending van stoomkracht. Het voor- | stel-Terra kreeg 9 van de 20 stemmen, zoo- | dat het gasbesluit gehandhaafd werd. |

9 Augustus 1906. Felegraaf.

Leiden. Door Burg. en Weth. van Voorschoten is aan den Raad dezer gemeente de vraag gericht, öf en onder welke voorwaarden de gemeente Leiden bereid zoude zijn, aan Voorschoten gas te leveren.

Na bevestigende beantwoording der eerstgemelde vraag en mededeeling van die voorwaarden, waaronder de levering zou kunnen geschieden, geven Burg. en Weth. van Voorschoten te kennen, dat zoowel hun college als de commissie uit den Raad «belast met het onderzoek naar een beter lichtsysteem», zich met de voorwaarden konden vereenigen, maar dat men daarin toch gaarne deze wijziging zag aangebracht, dat de overeenkomst van de zijde van Voorschoten opzegbaar zou zijn, niet zooals dezerzijds gesteld na \'erloop van 20 jaar, doch desgewenscht reeds na 15 jaar, «terwijl verder ware te bepalen, dat het door Leiden alsdan onafgeschreven gebleven gedeelte der aanlegkosten door Voorschoten moet worden vergoed».

Bij commissarissen der gasfabriek bestaat tegen deze wijziging der voorwaarden geen be'zwaar. Zij achtten den wensch verklaarbaar, erkennende, dat bij den snellen vooruitgang in de techniek der verlichting 20 jaren een lange termijn is.

Op grond van het bovenstaande geven B. en W. den Raad in overweging te besluiten aan de gemeente Voorschoten het gas te leveren tegen een prijs van 5 cent per M».; met bevoegdheid om, indien de prijs van het gas voor Leiden mocht worden verhoogd, diezelfde verhooging ook op Voorschoten toe te passen, en voorts o. a. onder de volgende voorwaarden:

Dat noch door de gemeente Voorschoten, noch door derden, voor het gebruik van den ondergrond, ten behoeve van de aanvoerleiding, eenige vergoeding zal worden gevorderd.

” Dat Voorschoten zich verbindt gedurende ten minste 20 jaren, het gas van geen andere gemeenten dan van Leiden te zullen betrekken en binnen dien termijn niet te zullen overgaan tot het oprichten van gemeentewege van een gasfabriek of van welke andere fabriek van centrale verlichting, verwarming of kracht ook noch daartoe concessie te zullen verleenen.