ton ammoniumsulfaat geleverd werd, zoodat hiervan over IQI4 al 90.000 ton overblcef. Het cokes-ovenbedrijf, dat de gieterijen en hoogovens tot klant heeft, kreeg het natuurlijk minder druk en levert nog slechts 70% van vroeger. Wegens de gewichtigheid harer bijproducten, ammoniak niet alleen, maar ook benzol (voor de auto’s onmisbaar), teerolie (voor de vloot) en andere teerproducten (waar exploisive en pharmaceutische producten uit voortkomen), wordt deze industrie kunstmatig gesteund. Zoo gelastte de directie der Pruisische staatsspoorwegen na geslaagde proefnemingen het gebruik van cokes op de locomotieven in plaats van kolen.
Uit Oostenrijk, dat overproductie heeft, kan jaarlijks in normale omstandigheden 20-30.000 ton ammoniumsulfaat verkregen worden, thans minder of niets.
Onafhankelijk van cokes-ovens en gasfabrieken, dacht de Badische Anilin- en Soda-Fabrik in haar fabriek te Oppau jaarlijks 130.000 ton uit luchtstikstof te maken, zoodat er van ammoniak-gebrek al geen sprake behoefde te zijn. Nog viel daarvoor te rekenen op het procédé Frank-Caro, dat in twee Duitsche fabrieken jaarlijks 60,000 ton kalkstikstof levert, die óf op ammoniak verwerkt, óf in plaats daaiwan gebruikt kan worden, en op andere procédé’s.
Met dat al is de prijs van den zwavelzuren ammoniak sedert het einde van Juli van 13 mark op 19 mark per centenaar gestegen, wat dus niet aan ammoniak-schaarschte, maar aan het gebrek aan zwavelzuur geweten moet worden, dat drie-vierde Van ’t gewicht er van uitmaakt. Zwavelzuur is in zóóveel industrieën onmisbaar, dat, nu de zwavel-invoer gedeeltelijk afgesneden, gedeeltelijk bemoeilijkt is, de prijzen sterk omhoog zijn gegaan. Tot dusver werd bijna uitsluitend Spaansch en Portugeesch zwavelkies op zwavelzuur verwerkt, in hun plaats treden de minder rijke Duitsche en Hongaarsche ertsen. Uit Italië is zwavel langs den zeeweg niet te krijgen, over de Alpen wordt het te duur. Over Amerika’s invoer houdt Engeland de wacht.
De gevreesde en ook ingetreden salpeter-nocd zal dus eerst ernstige gevolgen hebben wanneer tevens het zwavelgebrek aanhoudt, zóó zijn de industrieën en de landbouw van elkaar afhankelijk geworden. N. R Ct. ,
Steenkool en de oorlog. Het kolenverbruik der oorlogvoerende mogendheden wordt er in oorlogstijd, vooral voor zoover zij
een vloot hebben, niet minder op. Wat de industrie minder gebruikt, heeft het verhoogde treinenverkeer voor ’t troepenvervoer hoog noodig. Engeland met zijn jaarlijksche productie van ruim 292 millioen ton (in 1913) en Duitschland, dat 279 millioen ton voortbrengt, behoeven voorloopig niet bezorgd te zijn, Duitschland te minder, nu de productie van België, van bijna 23 millioen ton per jaar, tot zijn beschikking is. Frankrijk en Rusland zijn er slecht aan toe.
Rusland, dat maar 31 -millioen ton produceert, en voor een deel nog uit mijnen, die in het gebied van den strijd liggen, was altijd op invoer uit Engeland aangewezen, die nu uitblijft doordat de Oostzeehavens afgesloten zijn sedert ’t begin van den oorlog, en de Zwarte Zee-havens, sedert Turkije de Dardenellen voor de vrachtvaart heeft gesloten. De haven van Archangel zal wel dichtgevroren zijn. tiet is voor de Russen gelukkig, dat zij nog gewend zijn aan hout als brandstof, en er zelfs voor hun spoorwegen gebruik van maken. Overigens zijn de Turken uit het Kaukasische gebied verdreven dat de vloeibare brandstof (petroleum) levert.
lioen ton per jaar, verbruikt ongeveer anderhalf maal zooveel. Wat het land zelf niet voortbracht werd grootendeels uit het thans bezette België en uit Engeland betrokken, en gedeeltelijk uit Duitschland. Dan is nog de voornaamste binnenlandsche productie, die van de departementen Pas de Galais en du Nord, tijdelijk opgehouden. Zij bedroeg twee derden van het totaal. Engeland, dat gewoon is een groot deel van zijn productie uit te voeren, ondervindt hierbij weinig hinder, maar wordt door het aanhouden van Zweedsch mijnhout door de Duitschers in zijn mijnbedrijf lastig gevallen. De uitvoer komt vooral Frankrijk ten goede, een reden te meel voor de Duitschers om aan het bezit der Kanaalkast waarde te hechten. |
Duitsche geologen hebben voorts onlangs reeds doen opmerken, hoe belangrijke aanwinsten aan delfstoffen het Keizerrijk reeds bij verschillende vredesverdragen heeft gekregen, en dat haast bij toeval. Zoo kwam het kolenbekken van Opper-Silezië na den eersten Silezischen oorlog aan Pruisen omdat dit om politiekgeografische redenen rationeel scheen. Aan den kolen-rijkdom werd niet gedacht. De aan ijzereits en kalizouten rijke omgeving van Metz werd om militaire redenen geannexeerd. Eerst later leerde men het sterk phosphorhoudende erts verwerken.