Nu begrijp ik zeer goed het bezwaar van sommigen, die zeggen: het is zeer moeilijk om bij de gemeentebesturen vanwege de Vereeniging aan te dringen op het toekennen van een bepaald salaris of op het vaststellen van bepaalde salarisgrenzen.

Dit heeft inderdaad zijne bezwaren, maar daarom behoeven wij toch niet geheel stil te zitten en hen, die eenmaal in dien ongelukkigen toestand verkeeren dat zij een salaris hebben dat niet voldoende is om ervan te leven, in dien toestand te laten, omdat velen onzer misschien in betere omstandigheden verkeeren.

Ik heb nu als tusschenweg geopperd het denkbeeld dat de Vereeniging van haar gevoelen zou doen blijken door het aannemen eener motie. Dat zou dan publiek worden en de gemeentebesturen zouden er rekening mede kunnen houden.

De gemeentebesturen kunnen zich dan, wanneer zij zich ervan wenschen te overtuigen of zij naar het oordeel van de Vereeniging van Gasfabrikanten hunne directeuren behoorlijk salarieeren, wenden tot het Bestuur en dit zal hun dan daarin voorlichting kunnen geven. Dit is een meer vriendschappelijke en bescheiden weg, die misschien meer effect zal sorteeren dan al het andere. (Instemming).

De Voorzitter: Het woord is tenslotte nog aan een tegenstander, den heer G. F. H. H o u b e n.

De heer G. F. H. Houben, w. i. (Breda): Mijnheer de Voorzitter! Het is toch niet de bedoeling, dat ik spreek namens een bepaalde categorie? Anders komt hetgeen U mij vraagt wel wat onverwachts. Maar ik wil gaarne mijne eigen opinie ten beste geven.

Ik ben ook een tegenstander. Ik ben er niet tegen natuurlijk, dat betere salarissen gegeven worden aan de directeuren van gasfabrieken; ik ben het wat dat betreft voor een groot deel eens met den heer van Niftrik, n.l. dat vele salarissen veel te gering zijn, en dat in vergelijking met de leiders in de particuliere industrie en ook in de electriciteitsindustrie, de gasdirecteuren te laag bezoldigd worden.

Ik meen echter, dat onze Vereeniging zich daarmede niet mag bemoeien, dat haar prestige er onder zou lijden.

Zoo terecht heeft de heer de Breuk betoogd, dat wij altijd onafhankelijk moeten blijven

tegenover de gemeenten. Het geheele karakter onzer Vereeniging zou veranderen, wanneer wij er toe overgingen een salarisactie in te stellen. De heer van Niftrik zegt, dat het dat niet is, maar onmiddellijk daarop sprak hij van: deze beweging. Wat nu het groote verschil is tusschen „actie” en „beweging” ontgaat mij ten eenenmale. Het is een andere naam voor dezelfde zaak. Hij noemt het een salarisregeling, ik noem het een salaris-actie.

In het belang van het prestige der Vereeniging mogen wij die niet gaan voeren. Dan zouden wij eigenlijk verliezen het eenige, waardoor onze Vereeniging zich onderscheidt van zoovele andere vereenigingen, als werkliedenvereenigingen. . (Instemming).

De Voorzit te r: Ik acht thans de zaak voldoende toegelicht, zoodat wij tot stemming zullen kunnen overgaan.

Als zijnde van de verste strekking breng ik het eerst in stemming de vraag, of wij zullen zenden een adres aan de gemeentebesturen in zake de salarisregeling in de gasindustrie.

Mocht het daartoe strekkend voorstel verworpen worden, dan kan nog altijd in stemming worden gebracht het denkbeeld van den heer Bruinwold Riedel, om de Vergadering door een motie hare meening te doen uitspreken.

De heer B. C. Revelman (Zevenbergen): Mijnheer de Voorzitter! Is het de bedoeling dat worden aangehouden de salarissen, zooals vermeld zijn in het concept, hetwelk wij hebben gekregen, dan wel niet?

De Voor z i 11 er: Ik ben zoo even begonnen met te zeggen, dat de meeningen zoozeer uiteenloopen, dat het Bestuur groote moeilijkheid heeft om te komen tot een bepaald adres, waarmede allen het eens zijn, doch dat het zal trachten, als de Vergadering beslist, dat het adres zal gezonden worden, een modus te vinden.

De heer B. C. Revelman (Zevenbergen): Ik zou willen vragen, of er niet aan verbonden kan worden, wanneer besloten wordt tot het zenden van dergelijk adres, dat zij, die beslist bezwaar er tegen hebben, schriftelijk aan de Vereeniging kunnen verzoeken het niet aan hunne gemeenten te zenden.

De heer Th. Ferkranus (Dokkum): Mijnheer de Voorzitter! Het gaat hier over de vraag.