verre een gunstig resultaat opleverden dat daarbij bleek, dat de lage temperatuurteer (in het vervolg kortweg met 1.1.1. aangeduid) zeer rijk was aan koolwaterstoffen, heeft men tot het begin van den oorlog in deze richting niet verder gezocht, omdat de koolwaterstoffen veel goed" kooper verkregen konden worden door gefractioneerde destillatie der ruwe petroleum. Ditzelfde was ook het geval met paraffine, eveneens een voornaam bijproduct van de 1.1.1.

Toen echter door de oorlogsomstandigheden Duitschland geheel geïsoleerd was en de aanvoer van ruwe petroleum stop werd gezet, was men daar te lande verplicht op de een of andere wijze door eigen productie in de behoefte aan koolwaterstoffen en paraffine, die vooral tijdens den oorlog nog veel grooter was dan normaal, te voorzien. Het gevolg is geweest dat men in Duitschland het wetenschappelijk onderzoek omtrent de destillatie van kolen bij lagere temperatuur en de verdere verwerking van de aldus verkregen 1.1.1. weer ter hand heeft genomen en men is er dan ook, volgens de jongste tot ons gekomen publicaties, l) die tal van bijzonderheden bevatten, (tijdens den oorlog werden bijna alle vindingen op technisch gebied angstvallig geheim gehouden) in geslaagd om dit procédé uit te werken tot een fabricatieproces dat in alle opzichten aan de economische eischen, die men er. in het groot aan kan stellen, voldoet.

Teneinde in te zien aan welke eischen een installatie voor de fabricage van l.t.t. moet voldoen, willen we eerst eens nagaan onder welke omstandigheden de teer bij de gasfabricage wordt verkregen. Zooals hierboven reeds is gezegd, bedraagt de temperatuur der retorten en kamerovens circa 900 tot 1100° C.. zoodat we practisch zouden mogen aannemen, dat ook het destillatieproces binnen in de retorten bij diezelfde temperatuur verloopt, ware het niet dat kool een bijzonder slechte warmtegeleider is. In werkelijkheid dringt dus deze hooge temperatuur eerst na geruimen tijd tot binnen in de lading van een retort door. Hieruit zou men dus concludeeren dat ook bij de gasfabricage l.t.t. gevormd wordt, terwijl toch in werkelijkheid dit product nimmer is waargenomen of geisoleerd. Inderdaad mogen we met zeker heid aannemen dat de l.t.t. bij de gasfabricage

') Dr. W. Gluud. Die Tieftemperaturvcrkokung der Sleinkohie. Uitg. W. Knapp. Halle. 1919.

in de retorten ontstaat, doch alle als zoodanig gevormde teer komt bij den verderen weg door de retorten met de hooge temperatuur der wanden in aanraking en wordt ontleed in de teer, die we als nevenproduct van de gasfabricage kennen. Hieruit blijkt dus, dat de gasteer een ontledingsproduct is van de zwaardere bestanddeelen die uit de kolen worden gedestilleerd. De l.t. t. daarentegen is een zuiver destillatieproduct. Nergens in de toestel waarin de bereiding van de 1. t.t. plaats vindt, mag de temperatuur hooger zijn dan de maximum temperatuur, omdat anders de gevormde l.t.t. direct weer wordt ontleed. Om deze reden is dan ook de productie van l.t. t. met retorten of kamerovens niet mogelijk, aangezien bij een verhitting van de retorten tot slechts 600° C. de destillatie door de slechte warmtegeleiding der kolen veel te veel tijd zou eischen. Voor de bereiding der l.t.t. is derhalve een toestel noodig, waarbij het bezwaar van deze slechte warmtegeleiding wordt ontgaan, doordat de kolen op de een of andere wijze intensief met de destillatie-temperatuur in aanraking worden gebracht. Een dergelijk toestel is door Fischer en Gluud geconstrueerd. Zij bestaat uit een roteerende trommel, die van buiten wordt verhit. Bij de eerste laboratoriumproeven vond deze verhitting plaats door middel van gasbranders, doch later, toen deze toestellen in het groot zijn toegepast, heeft men voor de verhitting een generator gebezigd. Het geheel was door een flinke bemetseling zooveel mogelijk tegen warmte afgifte en warmtestraling beveiligd. Deze isolatie is beslist noodzakelijk, omdat, evenals bij de gasfabricage, het thermisch nuttig effect van de destillatie direct afhankelijk is van de warmteverliezen.

Door de rotatie van den trommel wordt de kolenmassa voortdurend omgezet, zoodat de enkele deeltjes uitstekend gelegenheid hebben om op de temperatuur van den trommelwand te komen. Bovendien is bij deze toestel de regeling van de temperatuur binnen veel engere grenzen mogelijk dan in een retort, terwijl tevens de tijdsduur van de destillatie belangrijk korter is.

Als regel werd de trommel voor een vierde of een derde van zijn inhoud met kolen gevuld.

In de practijk bleek het noodzakelijk om in den trommel zelf en in de afvoerleidingen, die naar de condensinrichting der destallatieproducten voerden, stofvangers aan te brengen.