worden, wegens gebrek aan steenkool. Alle bedrijven, die electriciteit noodig hebben, zullen dus moeten stoppen of des nachts werken. De bladen die overdag verschijnen zullen ochtendbladen, worden. In het havenbedrijf en in de diamantslijperijen zal groote stoornis worden verwekt. De directeur der electriciteitsmaatschappij berichtte, dat deze toestand verschillende dagen kan duren. De gasfabrieken beschikken over voldoenden kolenvoorraad.

Delft. Burgemeester en Wethouders stellen den raad voor } 85.000,— beschikbaar te stellen om de straatverlichting geheel te electrifieeren en de straatlantaarns te voorzien van een automatische ontsteking. Hierdoor zal, meent men, jaarlijks een belangrijk bedrag worden bespaard.

Dordrecht. Burgemeester en Wethouders stellen den Raad voor, hun een crediet van ƒ200.000,— te verleenen voor het aanschaffen van een nieuwen stoomketel, met een stoomproductie van 20.000 K. G. per uur, ten behoeve van het electriciteitsbedrijf.

Leiden. Burgemeester en Wethouders stellen den Raad voor aan de electriciteitsfabriek, voor de uitbreiding van het ketelhuis met een turbogenerator met 2 ketels, ƒ200.000,— te verstrekken tegen 6 pet. en een jaarlijksche aflossing van 21/o

Woerden. Zie onder personalia.

Woudenberg. Op voorstel van Burgemeester en Wethouders verleende de Raad een crediet van ƒ 40.000,— voor electrificatie der gemeente en aanleg van een electrisch net tot 1 M. binnen de woningen. Mede wordt daardoor de wegverlichting tot aan het station Woudenberg—Scherpenzeel tot stand gebracht. De beschikbaarstelling van electriciteit aan Veenendaal zal o.a. zeer ten goede komen aan de aldaar gevestigde industrie. De centrale te Soest en Soesterberg, waar ook het centraal-waterstation van Utrecht gevestigd is, zal den nieuwen kabel voeden.

Zwolle. Ten gevolge van te weinig spanning doofde 7 Februari ruim acht uur in de geheele stad het electrisch licht uit, hetgeen een heele consternatie gaf in de met publiek bezette winkels. Na ongeveer een uur werd de storing opgeheven en gingen de lichten weder aan.

STEENKOLEN

Aan een rapport over den stand van de kolenvoorzieniné uitgebracht op de zitting van den Rijkskolenraad van 14 Januari j. 1. door directeur-generaal Köngeter, voorzitter van genoemden raad, is het volgende ontleend.

Onjuist is de bewering, die in een deel der pers voorkwam, dat de kolenlevering reeds den omvang van voor den oorlog heeft bereikt. De waarheid is, dat de productie in het Ruhrgebied in 1913 per maand gemiddeld 9.545.000 ton bedroeg; in den herfst van 1918 was dat cijfer 8.669.000 ton en in de maanden September tot November 1919 werd een productie per maand van 6.563.000 ton bereikt. De cijfers voor December j. 1. zijn nog niet bekend. Dat wil zeggen, dat de maandelijksche productie in het Ruhrgebied gedurende de laatste maanden 680/o was van die in het jaar 1913 en 750/ovan de productie in den herfst van 1918. In het op een na belangrijkste kolendistrict, n.l. Opper-Silezië zijn de cijfers: gemiddelde productie per maand in 1913 3.650.000 ton, herfst 1918 3.562.000 ton (dus bijna de vredesproductie) October tot December 1919 2.502.000 ton. De productie was dus in de laatste maanden van die in het najaar van 1918 en 680/q van 1913.

Met de bruinkolenproductie staat het beter. Deze is gedurende den oorlog verre boven die gedurende vredestijd opgevoerd, vooral in verband met de fabricage van stikstof, aluminium enz. In de laatste maanden van 1919 bedroeg de productie in alle districten tezamen 940/o van die in het najaar van 1918 en 116% van de productie in 1913. Daartegenover staat dat o. a. de stikstofproductie nog voortgezet wordt en alleen de „Deunawerke” bij Merseburg 160.000 tons, d. i. vrijwel de opbrengst van het nabij gelegen district, verbruiken.

Ook de productie van bruinkoolbriketten, die in de eerste helft van 1919 bijna plat lag, is in de tweede helft krachtig toegenomen. Ze bereikte in de laatste helft van het voorgaande jaar 860/q van de productie in den herfst van 1918 en daarmee het bedrag der vredesproductie. Door vorst- en feestdagen bleef de productie in December weer ten achter.

Voor zoover deze cijfers den heerschenden kolennood niet verklaren, dient rekening gehouden te worden met de aanzienlijke daling in de kwaliteit der „Zechen” die voor den oorlog 70/0, thans 111/2% bedraagt. Ook het