Het doel van dit onderzoek was de kool te splitsen in een oplosbaar gedeelte en een onoplosbaar restant.

Als oplosmiddel viel de keuze na een uitvoerig onderzoek hieromtrent op phenol dat, behalve andere voordeelen van de tot nu toe bekende oplosmiddelen bet meest intensief werkte.

Het percentage der kool dat door extractie was te verwijderen was niet bij alle onderzochte koolsoorten hetzelfde, maar wisselde al naar gelang het type kool dat werd onderzocht.

Zij schrijven: „The amount of soluble material seemed to dififerentiate sharply between subdivisions of coal types. On the ash and moisture free basis the high volatile coals of Vermilion Country give 35—40 percent of soluble material, the coals from Madison and Mont gomery Countries give 30—35 percent and the low volatile coals of Williamson Country show 20—30 percent of soluble material”.

Zoowel het residue als het extract oxydeeren bij kamertemperatuur en nog sneller bij 100 C. Het residue is meer voor oxydatie vatbaar dan het geextraheerde gedeelte, terwijl beiden gretig vocht opnemen bij kamertemperatuur, het residue echter sterker dan het extract.

De vluchtigbepaling verricht zoowel in extract als residue, toonde aan, dat de meeste vluchtige bestanddeelen aanwezig waren in het extract. Misschien dat op den duur deze phenol extractie zal zijn om te werken tot een betrouwbare methode van het bakkend vermogen eener kool. Het voordeel dezer methode is m. i. hierin gelegen dat wij hier niet te maken hebben met z.g. indifferente stoffen die vaak zooals uit voorgaande beschrijving gebleken is alles behalve indifferent zijn.

Tot slot zijn hier nog eenige conclusies samengevat die door schrijver dezes over bovengenoemde bepaling gemaakt zijn 1).

*) Uit verschillende verhandelingen Chemisch Weekblad 1923 en 1924.

a. Daar waar een voorbarige conclusie wordt getrokken betreffende het bakkend vermogen eener kool uit den aard der gevormde cokes bij de vluchtigbepaling, is het gewenscbt, met het oog op het vergelijken van verschillende koolsoorten, het cokeskoekje dat ter beoordeeling moet dienen, te vervaardigen uit droge kool, daar anders, vooral bij hoog- en laag vluchtige kolen, een sterkere bakking zal zijn te constateeren bij vochtige dan bij droge kool.

b. Het is gewenscht om zeer voorzichtig te zijn met het trekken van conclusies over de cokes die een kool kan opleveren uit de laboratoriumcokes.

c. Het uiterlijk van het cokeskoekje verkregen door mengen eener kool met een indifferente stof is verschillend al naar gelang van den aard der indifferente stof die men toevoegt.

d. Indien verschillende soorten kolen worden gemengd van gelijk of verschillend bakkend vermogen is geen conclusie te trekken omtrent het bakkend vermogen van het ontstane mengsel uit het bakkend vermogen van de samenstelstellende componenten.

e. De oplossing van de questie om reeds in het laboratorium betrouwbare gegevens te verkrijgen omtrent het bakkend vermogen eener kool zal gezocht moeten worden in het bepalen van eigenschappen van de kool zelf.

ƒ. Werkende volgens een deroudere methoden zal men het onderzoek aanmerkelijk kunnen bekorten door eerst een pastille te persen als bij het calometrisch onderzoek ussance is. Deze ontgast en de gevormde cokes vergeleken met een standaardserie geeft eenigszins de aanwijzing nabij welk cijfer het bakkend vermogen zal liggen.

g. Het is van groot belang naar een betrouwbare methode te zoeken, om deze belangrijke eigenschap der kolen reeds in het laboratorium te kunnen bepalen.

Rotterdam, Juli 1924.