den Britten het omgaan met toestellen is toevertrouwd.

Moge de zoo noodige samenwerking tusschen de gasfabrikanten en de hygiënisten, waaraan de gemeenschap zeker behoefte heeft, van beide zijden door welwillendheid worden geleid!

D. G. CoHEN Tervaert.

Opmerkingen naar aanleiding van bovenstaand antwoord van Dr. C.T.

In de opmerkingen van den heer Dr. Cohen Tervaert wil deze het doen voorkomen alsof ik de eenige ben, die aanstoot genomen heb aan zijn publicaties in de Verslagen en Mededeelingen betreffende de Volksgezondheid. Het tegendeel is eerder waar en ik durf gerust verklaren, dat mijn artikel slechts een afspiegeling is van hetgeen zeer vele leden der Ver. v. Gasfabr. in Ned. over deze zaak gezegd en gedacht hebben. Het verslag over de afdeelingsyergadering vermeldt ook reeds de ontstemming onder de leden gewekt. En wanneer dan Dr. C. T. op zijn beurt mijn uitdrukking van „onzaakkundig” minder aangenaam en minder welwillend vindt, dan moet ik tot mijn spijt herhalen, dat ook zijn bovenstaand antwoord niet den indruk wekt, dat hij ter zake kundig is van het streven op gasgebied, zoowel hier als elders en van de soorten van gastoestellen. Niemand kon hem dat vroeger euvel duiden, want men behoeft van een goed medicus niet te verlangen, dat hij ook van de gastechniek op de hoogte zij. Maar wanneer een medicus zich op den openbaren weg begeeft, ten einde daar voor allen die het hooren willen een oratie te houden over de doodelijke gevaren van stadsgas en dit doet op de wijze, zooals in de beide publicaties van zijn hand, dan heeft de gasindustrie, die aldus aangevallen wordt, het recht te verlangen, dat de aanvaller zich eerst van de juistheid van verschillende dingen overtuige, alvorens als onrustverwekker op te treden. Had hij zulks gedaan, dan waren zeer zeker verschillende zinsneden uit zijn beide schrifturen achterwege gebleven en dan had ook van onzen kant de welwillendheid niet ontbroken, welke Dr. C. T. in zijn slotzin voor een voordeeligen gang van zaken zoo noodig acht. Maar ook voor de gastechniek geldt de bekende waarschuwing: „Cet animal est trés méchant, quand on I’attaque il se defend.”

En nu de punten van het antwoord van Dr. C. T.

I°. Als men een vraagstuk gaat bestu-

deeren, dan weet men vooraf, dat er aan dat vraagstuk verschillende kanten zullen zijn en in het onderhavige geval had men kunnen voorzien, dat zich ook technische kwesties zouden kunnen voordoen. Men had dus reeds in den aanvang een terzake kundig lid kunnen assumeeren. Dat men hiertoe na ruim twee jaren eindelijk is overgegaan en de heer Kutten thans lid der commissie is geworden, hoewel hier officieel niets van bekend geworden is, is een belangrijke verbetering temeer waar de heer Kutten, door zijn veiligheidsmeters en veiligheidsklepjes, op het gebied der beveiliging een goeden naam verworven heeft.

Echter is de opmerking van Dr. C. T. over de samenstelling der Eng. kooloxyde-commissie weer geheel ernaast, want deze bestond niet uit vier gastechnici, doch uit een parlementslid, een niedicus, een scheikundige en een gasingenieur, zoodat zij de veelzijdige samenstelling had, die voor een goede behandeling bevorderlijk was.

2°. Het is niet mijn persoon, die bij de opgaven van het Centraal Bureau v. d. Statistiek dien aftrek voor zelfmoord enz. heb toegepast, integendeel heb ik slechts uit de brochure van Dr. Brocx geciteerd en werd die aftrek door het bureau zelf toegepast. Bovendien leidt hier weer de soortnaam van „gasvergiftigingen” op een dwaalspoor (ook Dr. C. T.) waardoor men steeds alleen aan stadsgas denkt, terwijl die zoogenaamde gasvergiftigingen verdeeld moeten worden over de vijf rubrieken door Dr. Brocx aangegeven. En dan zegt deze geneeskundige, die met zijn geheele werkzame leven in de praktijk staat, dat de gevaren van het stadsgas zeer duidelijk niet groot zijn, ondanks de stijging in watergasgehalte. De lezing der mededeelingen van de R. Verz. Bank zij U ten zeerste aanbevolen.

Over de waarde van het afsluiten der vergiftkast in de apotheek kan ik genoegzaam oordeelen, want ik ben lang genoeg pharmaceut geweest om te weten, dat het aantal zelfmoorden van al die maatregelen weinig invloed ondervindt. Als de menschen eenmaal zoover zijn, dat zij moedwillig het leven willen verlaten, liggen er zooveel middelen voor het grijpen, dat zij de artikelen uit de kasten A of B van de apotheek niet noodig hebben. Tegen dergelijke voornemens en handelingen kan men de menschen nimmer beschermen en wilde men alle gevaarlijke zaken uit de samenleving verwijderen, dan moest men geen leidingen voor electriciteit in huis brengen, dan moest men alle slooten, kanalen en grachten dempen, alle automo-