kachels. Wij moeten ervoor zorgen, dat een kachel heeft een behoorlijk' rendement maar tevens, dat aan de kachel wordt toegevoegd genoegzaam secundaire lucht, zoodat het mengsel, hetwelk den schoorsteen ingaat, een temperatuur heeft, welke niet te laag is, b.v. 6o°, en dat het mengsel van zoodanige samenstelling is, dat de afzetting van condenswater, als de kachel een uur gebrand heeft, tot een minimum wordt beperkt.

Ik heb dit medegedeeld, omdat mij gebleken is dat er installateurs zijn, die van de op dit stuk ondervonden bezwaren misbruik maken om te trachten het gebruik van gas voor verwarming tegen te gaan om een andere installatie geplaatst te krijgen.

De heer J. A. A. Ochtman (Haarlem).

Ik meen, dat er wel eenig bezwaar tegen bestaat om in de bouwverordening bindende voorschriften omtrent schoorsteenbouw op te nemen, omdat aan den afvoer van gaskachels door den schoorsteen andere eischen gesteld worden dan aan den afvoer van andere kachels.

Wij hebben b.v. de ervaring opgedaan dat, als een gewone kachel, met gresbuizen, aangestoken wordt, die buizen springen door de te hooge temperatuur der afgassen.

Dat maakt het uiterst moeilijk om op dit stuk bindende voorschriften te maken, welke bij het bouwen van een huis in acht genomen zouden moeten worden.

Ik zou zeggen: men moet elk geval op zich zelf bekijken.

De bezwaren, door den heer Kutten aangevoerd, zijn volkomen gegrond, vooral wat betreft het condenswater. Dat hebben wij sterk ondervonden bij den aanleg van centrale verwarming; toen hebben wij den geheelen schoorsteen moeten veranderen.

Om van huis uit bindende voorschriften te maken, daarmede moeten wij voorzichtig zijn. Bij den bouw zou men dan vooruit moeten zien wat er zal komen.

De heer ir. J. Kutten (’s-Gravenhage)

Den heer Ochtman antwoord ik, dat ik niet bedoel voorschriften, waarbij gezegd wordt; ge moet een schoorsteen speciaal voor gaskachels maken. Neen, ik bedoel dat de voorschriften aldus zullen zijn, dat ze betreffen schoorsteenen, welke zoowel voor gewone kachels als voor andere kachels gebruikt kunnen worden. Het Haagsche voorschrift zegt slechts, dat de schoorsteen van

binnen vertind moet zijn; anders niet. Het zou verkeerd zijn om gresbuizen te gaan voorschrijven. Gresbuizen zijn in het algemeen ongeschikt voor gewone kachels. De ervaring daarmede is niet zoo erg gunstig, ook voor gaskachels. Wanneer de gresbuizen niet op behoorlijke wijze aan elkander zijn gezet en er slecht op toegezien is, dan gaan ze lekken en dan wordt het bezwaar nog veel erger, dan bij onvertinde gewone schoorsteenen.

Men moet dus niet voorschrijven dat men een bepaalden schoorsteen vobr gaskachels moet bouwen; men moet een algemeen voorschrift geven.

De heer J. Bolt (Assen).

Wij zullen zeker wel in den eersten tijd ons er toe moeten bepalen om onze gaskachels aan te sluiten op de bestaande schoorsteenen, en nu wil ik op een bezwaar wijzen, ook naar aanleiding van hetgeen de heer Kutten heeft gezegd.

Mijne ervaring is geweest, dat de specie van den binnenkant van den schoorsteen loslaat en zoo heb ik ondervonden, dat op een gegeven oogenblik, toen ik dacht dat de kachel niet goed werkte en ik de pijp los maakte welke verticaal in den schoorsteen gestoken was, die pijp geheel gevuld was met kalk, salpeter, enz. Met het oog daarop hebben wij op die pijp een klein hoedje aangebracht ten einde te verhoeden dat kalk e.d. erin zouden vallen.

De heer P. Hijdelaar (Zeist).

Hetgeen ik naar aanleiding van de opmerkingen van den heer Rutten in het midden wil brengen, sluit zich eenigszins aan bij hetgeen de heer Ochtman gezegd heeft.

Ik geloof ook niet, dat het zoo gemakkelijk is om een bepaalde constructie voor schoorsteenen voor te schrijven, welke voor beide gevallen dienst zou kunnen doen.

De heer Rutten weet beter nog dan ik, dat de samenstelling en de hoeveelheid van de verbrandingsproducten bij een gewone kachel en een gaskachel verschillen, en dat de oppervlakte van de wanden van den schoorsteen, dien wij moeten hebben voor een kachel voor vaste brandstof, in de meeste gevallen te groot zal zijn voor den afvoer van de verbrandingsproducten van de gaskachel, en daardoor ontstaat meer afkoeling van de verbrandingsproducten en zal in hoogere mate zich voordoen het gevaar van neerslaan van water.