school. Zoover zijn wij intusschen nog niet, maar het ligt voor de hand, dat de bezitters van zoodanige diploma zoo langzamerhand in aanmerking komen voor het bekleeden van dergelijke betrekkelijk hooge functies aan onze gasfabrieken.

De heer Meuser Bourgognion stelt zich voor, dat de heeren verplicht zouden worden om een cursus te volgen. De meesten onzer zullen wel eens volontairs gehad hebben, en nu weten wij dat het voor iemand, die zich wil bekwamen in de gasfabricage, eigenlijk veel eenvoudiger is dat hij tracht ergens volontair te worden en daar zijne kennis op te doen, en dat niet aan één fabriek maar aan meerdere fabrieken, b.v. eerst aan een kleine fabriek, dan aan een middelbare fabriek en vervolgens aan een groote fabriek, of in omgekeerde volgorde. Wanneer die personen aldus eenige jaren volontair geweest zijn, dan zijn zij tenslotte meer waard dit is mijne ondervinding dan wanneer ze alleen een geschoolde opleiding gehad hadden. Wij hebben ons voor te stellen, dat de algemeene grondontwikkeling in ruime mate voldoende moet zijn geweest voor a.s. opzichters en boofdopzichters, en om. practische kennis bij te brengen zit er werkelijk niets anders op dan dat de aspiranten direct in de practijk gaan.

Dat was het oude principe en dat zal ook in de toekomst nog het principe moeten blijven.

Aan uitsluitend schoolsch opgevoede hoofdopzichters zal de gasfabriek niet veel hebben. De gasfabricage eischt hoofdopzichters, die door en door doorkneed zijn in de finesses van de fabriek en de onderdeelen goed kunnen beoordeelen, en aan schoolkennis hebben zij niet genoeg.

Dit geldt vooral voor de grootere gemeenten. Die stellen aan hoofdopzichters zeer hooge eischen; zij eischen van hen een ontwikkeling, waarvan men kan zeggen, dat zij dikwijls hooger is dan wat men in het algemeen verstaat onder een goede algemeene ontwikkeling.

Men zou kunnen zeggen: dat zijn geen hoofdopzichters meer; dat zijn hoogere menschen dan hoofdopzichters. Maar hier te veel naar den naam te kijken, is ook verkeerd.

De steller van de vraag heeft waarschijnlijk bedoeld de functionarissen, die vroeger aan sommige fabrieken „gasmeester” werden genoemd. Dit woord is eigenlijk zoo'n beetje uitgestorven. Ik weet niet, of er nog fabrieken zijn, die dit woord gebruiken. Men zegt van wel. Maar dat was het goede, typeerende woord voor den hoofdopzichter van voorheen.

In Duitschland heeft men de Gasmeister-Schule en er zijn enkele heeren die dat diploma hebben, maar ik geloof niet dat het op onzen weg ligt om dergelijke cursussen of scholen te stichten. Ik zou haast zeggen: nooit is de noodzakelijkheid daarvan gebleken. Ik geloof niet dat één fabriek ooit in verlegenheid is geraakt, wanneer zij een hoofdopzichter moest hebben. Ik meen, dat wij ons altijd in ruime mate hebben kunnen voorzien van menschen, die voldoende ontwikkeling hadden om een hoofdopzichtersfunctie te vervullen.

Mijne meening omtrent dit vraagstuk is dus, dat het, althans op dit oogenblik, niet op den weg van de Vereeniging ligt om een dergelijken cursus op te richten of het stichten daarvan te bevorderen.

De Voorzitter. Ik kan mij geheel bij het betoog van den heer Rutten aansluiten. Ik meen, dat het getal van dit soort ambtenaren te klein zou zijn om daarvoor met vrucht een bepaalden cursus te kunnen inrichten. De vooropleiding is een algemeene opleiding en de specialiseering is varie'erend terwijl verder slechts een betrekkelijk aantal fabrieken aan dergelijke menschen behoefte heeft.

(Mr. H. J. W. Pelster, Wethouder van Financiën, waarnemend Burgemeester van Breda, komt ter vergadering en neemt plaats aan de Bestuurstafel).

De Voorzitter. Het is mij een buitengewoon genoegen om te kunnen constateeren ; dat de belangstelling van het gemeentebestuur van Breda zich ook uitstrekt tot ons werkprogramma en dat de waarnemende Burgemeester van Breda ons de eer aandoet om in onze vergadering aanwezig te zijn, ten einde te zien hoe wij ons werk hier verrichten.

Ik hoop, dat straks zal blijken dat de waarnemende Burgemeester tevreden is over onzen arbeid. (Instemming).

Voorzitter: Ik stel nu aan de orde:

Vraagpunt 13. Zou het geen aanbeveling verdienen, om naast de vele Commissies in onze Vereeniging een Commissie te benoemen tot bestudeering van de gébruikstoestellen, en voorschriften te maken betreffende de eischen, waaraan gebruikstoestellen moeten voldoend Indien mogelijk zou ook de Commissie nieuwe gebieden voor toepassing van het gas kunnen bewerken.

Heeft niet de toepassing van het gas in het bakkersbedrijf voldoende bewijzen geleverd, dat hier nog een belangrijk debiet te veroveren