Rekenen wij nu eens voor een muur met een dikte van 22 c.M. en een temperatuurs verval van 15° C. tusschen binnen- en buitenoppervlakte, de temperatuurstijging in 1 uur tijd uit, volgens (13) en ook volgens (14) wanneer 91 toegevoerd worden.

Gegeven is

voor muur 2 o = 0,22 to = 15°

k = 0,69 ais 0,85 c = 0,22 = 1800 w= 91 T = 1 uur.

Volgens (13) vinden wij voor de muur t3 = 16°.

Volgens (14) vinden wij slechts ts = 14,8°, dus werkelijk een niet te verwaarloozen verschil.

Alvorens op de toepassing van formule (14) nader terug te komen, zullen wij eerst de ventilatie verliezen eens nader onder de oogen zien.

Voor geheel ingesloten binnen vertrekken, met behangen muren, zal de warmteafvoer door ventilatie lucht, practisch van geen beteekenis zijn, daar de natuurlijke ventilatie niet zoo groot is en bovendien de versch toestroomende lucht, niet zulk een lage begin temperatuur zal hebben. Zijn er echter muren, deuren en ramen welke met de buitenlucht m verbinding staan, dan wordt het iets anders. Wij nemen aan, dat in dit geval de ventilatie 1-voudig zal zijn, dus dat de lucht éénmaal per uur door versche lucht vervangen wordt. Echter kunnen er speciale luchtroosters of openingen zijn, waardoor een sterkere ventilatie zal optreden. Hoe groot deze in alle gevallen zal zijn is zonder meer niet uit te maken. Maar dit is ook niet noodig, daar deze ventilatie openingen meestal afsluitbaar zijn, en dan gedurende de aanwarmperiode gesloten gehouden worden. Is eenmaal de gewenschte temperatuur bereikt, dan kan de ventilatie vergroot worden, daar nu de wanden op temperatuur gebracht zijn er genoeg warmte om meer ventilatie lucht te verwarmen, beschikbaar is.

Nemen wij aan, de begintemperatuur van het vertrek zij tb, de buitentemperatuur t a en de temperatuurverhooging in 1 uur tg°. De soortelijke warmte der lucht bij constante druk en de in aanmerking komende temperaturen 0,3. Is de ventilatie d voudig, dan wordt in 1 uur tijd d malen de luchtinhoud van het vertrek ververscht, door lucht welke grootendeels of geheel direct van buiten komt. De

ventillatielucht wordt verwarmd op temperaturen loopende van tb tot tb -|- tg. Daar in het eerste halve uur der verwarming de temperatuur het meeste oploopt, doen wij veilig met een gemiddelde temperatuursverhooging der ventilatielucht van

tb -|- 0,6 tg ta te rekenen.

Per M®. vertrek inhoud moeten wij dus per uur d (tb + 0,6 tg ta) 0,3 Cal. (15) voor ventilatielucht toe voeren.

Maar bovendien komt er nog een kleinigheid bij, immers de reeds in het vertrek aanwezige lucht moet voor een deel ook nog een temperatuurverhooging gegeven worden.

Beschouwen wij hierbij fig. 6. Hierbij is het volume der oorspronkelijke kamerlucht V in afhankelijkheid van de tijd na begin der verwarming en ventilatie voorgesteld, en evenzoo de temperatuursverhooging welke deze lucht ondergaat. Omdat er slechts kleine warmtehoeveelheden mede gemoeid zijn, nemen wij voor het gemak aan dat de temperatuurstijgingen gedurende het door ons beschouwde tijdsverloop, per tijdseenheid lineair toenemen. Is de ventilatie a voudig dan zal na ~uur de oorspronkelijke kamerlucht verdwenen zijn, zooals uit fig. 6 te zien is, en ook zien wij dat het laatste restje dezer lucht, een temperatuursverhooging verkregen cL heeft. De gemiddelde temperatuurstijging is . Dus wij moeten nog 0,3. Y (16) ook za Z X als wij niet met ventillatie rekenen extra per uur toevoeren.

Met de afgeleide formules (14), (15) en (16) is het dus mogelijk de twee invloeden waarmede bij de eenvoudige formule van Spaleck geen rekening gehouden werd, dus het temperatuursverval in de wanden, en de luchtverwarming (speciaal ventilatie), onder cijfers te brengen.

Nemen wij aan dat een lokaal bij een begintemperatuur van 0° en een buitentemperatuur van —ls° in een uur tijd op 16° gebracht wordt. Bezit dit lokaal minstens 2 buitenmuren van slechts 22 c.M. dik of wel een buitenmuur van 0,22 c.M. dik en een plafond van geringe dikte met een zeer koude zolder erboven, of een plat dak, ofwel zijn de muren 33 c.M. dik, doch alle muren buitenmuren, dan blijkt wanneer men een en ander eens nagaat, de waarde van p uit (14) het beste door p = 0,72 benaderd te worden. Dus kunnen wij in een dergelijk geval, het beste met de formule van Spaleck (13) rekenen echter met dit verschil dat de coëfficiënt p = 0,91 nu