Tweede Kamer, waarmede de Vrije Universiteit het zo zeer begeerde recht verkreeg.

Terloops zij hierbij aangetekend, dat hoewel deze Kamerontbinding formeel volkomen juist was – zij als een „onfatsoenlijke” ontbinding werd gebrandmerkt.

Voorbeeld II

In 1907 wilde de toenmalige minister van oorlog – Staal – het Nederlandse leger reorganiseren. Hij wenste, dat het zogenaamde blijvende gedeelte van het militieleger bij de cavelerie en de artillerie zou worden afgeschaft en dat bij de infanterie zou worden ingekrompen. In de winter wilde hij verschillende kazernes sluiten, in het noodzakelijk onderhoud voorzien met burger-corveeërs en de handhaving van de rust en de voorbereiding der mobilisatie in handen leggen van de landweer, alles naar Zwitsers model.

Dit zou een grote bezuiniging op de begroting van oorlog ten gevolge hebben.

De Tweede Kamer ging hoewel aarzelend – na een meesterlijke verdediging der voorstellen door Staal, in de avondzitting van 21 december 1906 (bekend als de „nacht van Staal”) met hem mede (60 tegen 38 stemmen). De zaak scheen gered. Maar de Eerste Kamer stemde op 9 februari 1907 tegen de begroting van oorlog, hetgeen tot gevolg had, dat minister Staal aftrad.

Voorbeeld 111

In 1927 kwam in de Tweede Kamer het voorstel inzake het Belgisch-Nederlands verdrag ter tafel. De minister van buitenlandse zaken – Van Karnebeek – had bij de vredesconferentie te Parijs door een meesterlijk diplomatiek beleid weten te voorkomen, dat de door België met betrekking tot de Schelde-kwestie gestelde eisen, die van veel verdere strekking waren dan de in de Tweede Kamer ter tafel gebrachte, werden verwezenlijkt.

Van Karnebeek meende, dat s lands belang de totstandkoming van het verdrag vorderde. De Tweede Kamer hechtte met 50 tegen 47 stemmen haar goedkeuring aan het verdrag. Velen meenden echter, dat in de overeenkomst te grote toegevendheid van Nederlandse zijde aan Belgische wensen op het gebied van de Nederlands-Belgische waterwegenproblemen was te bespeuren.