geleverd heeft, eenige bemerkingen te maken ten aanzien van de contróle der overheid op de werkloozenkassen.

Wat moet gecontroleerd worden? ïen eerste de bedragen der ontvangen contributie, zooals die door de kasbesturen op de formulieren model T vermeld zijn; ten tweede of de verstrekte uitkeeringen reglementair zijn. Ten slotte dient toezicht gehouden te worden, of de administratiën der werkloozenkassen op de vakvereenigingsbureaux juist worden bijgebonden.

Dit is dus de taak, welke de Overheid ten opzichte van de contróle te vervullen heeft.

Wanneer er gecontroleerd moet worden, doet zich vanzelf de vraag voor: wie zal de contróle uitoefenen. Artikel 19 van het „Werkloosheidsbesluit 1917” geeft hier antwoord op: het toezicht op de handelingen der werkloozenkassen wordt opgedragen aan de gemeentebesturen.

Dit nu lijkt ons de zwakke plek in de geheele contróle.

Door de contróle aan de gemeentebesturen op te dragen, was het noodig het zeer omslachtige stelsel der individueele kaarten in te voeren, terwijl daarenboven enkele gemeentebesturen de gegevens vermeld op deze kaarten nog niet eens voldoende achten en nog een aparte administratie invoerden. De individueele kaarten brachten voor de afdeelingspenningmeesters een belangrijke vermeerdering van werk mede. Er schijnt wel eens vergeten te worden, dat de afdeelingspenningmeesters arbeiders zijn, welke den geheelen dag moeten werken en slechts de avonduren beschikbaar hebben voor het bijhouden der afdeelingsadministratie. Verder dient in aanmerking genomen te worden, dat de administratie ten behoeve der werkloosheidsverzekering slechts een onderdeel vormt van de door den afdeelingspenningmeester te verrichten taak en dat dus niet het grootste gedeelte van den door dezen functionaris beschikbaren tijd aan deze administratie kan worden ten koste gelegd. Het innen der bondscontributie en het uitbetalen der verschillende uitkeeringen, welke door de Bonden verstrekt worden is minstens even belangrijk als de administratie der werkloosheidsverzekering.

Het invoeren der individueele kaarten was dus noodig om de Gemeentebesturen de gegevens te verstrekken ter controleering der gedane uitkeeringen. Worden echter de gegevens der individueele kaarten wel steeds door de Gemeentebesturen benut? Wij hebben reden aan te nemen, dat zulks lang niet altijd het geval is. Br is ons door meerdere penningmeesters medegedeeld, dat sommige Gemeentebesturen de individueele kaarten maanden in bezit houden; werd dus een lid, waarvan de kaart nog ten Gemeentehuize was, weder werkloos, dan kon van die werkloosheid aan het Gemeentebestuur geen kennis gegeven worden. Dat verder een aantal Gemeentebesturen geen rekening houdt met de gegevens der individueele kaarten blijkt uit het volgende: Aan de werkloozenkas van den Alg. Ned.