„Om beide redenen wordt dan ook ontraden die plaatging te doen geschieden door bemiddeling eener gemeentelijke arbeidsbeurs en dergelyke algemeens instellingen. Plaatsing van jongens is een stuk ouderzorg, kan daarom niet werden overgelaten aan ambtenaren, doch behoort te geschieden door de ouders, voorzoover noodig of gewenscht in dezen geholpen door die personen en vereenigingen welke met de ouders ouderszorg deelen.

„Door het voortdurend contact, dat er tusschen de patronaatscommissies en de ouders harer beschermelingen bestaat is ook die commissie het best in staat door het geregeld bezoek der ouders den gezichtskring der ouders in zake de beroepskeuze hunner kinderen te verwijden, hun te hoog oordeel omtrent de „nette beroepen” te wijzigen, zij kan het beste meewerkén om op het platteland den veel te grooten trek naar de steden als gevolg van beroeps- en patroonskeuze tegen te gaan. Daarnaast zal het behulpzaam zijn, hetzij door de patronaats-commissie zelf of door van haar uitgaande commissies van advies bij de beroepkeuze, bij die keuze en plaatsing bij patroon, bij verandering van patroon enz. het vertrouwen der ouders in het patronaat en daardoor den invloed van het patronaat op de ouders niet weinig versterken.

„De invloed der jeugdorganisatie op ouders en jongens zou ten zeerste in beteekenis toe nemen, wanneer zij meer in staat was financieel te kunnen steunen, daar waar de meest gewenschte keuze van een beroep niet kan worden uitgevoerd, omdat finantieel de ouders niet daartoe bij machte zijn. Wel tracht het patronaat hier en daar dien financieelen steun te verleenen hetzij zelf, hetzij door ’t inroepen van de finantieele hulp van St. Vincentius-vereenigingen, R.K. Armbesturen en van particulieren, zooals het dat ook doet om behoorlijk theoretisch vakonderwijs aan de jongens te verschaffen, doch niet overal is op die wijze voldoende hulp te verleenen. Evenzeer wordt getracht als b.v. te Hengelo (Ov.) door voor de best aangelegde jongens curcussen in boekhouden, handelscorrespondentie enz. toegankelijk te stellen of zelf te geven, de jongens, die zonder steun der jeugdorganisatie gewoon arbeider in de groot-industrie zouden worden, te vormen tot geschikt kantoorpersoneel voor die en andere industriëen enz. doch op veel andere plaatsen stuit in dezen de goede wil af op finantieele onmacht van de zijde der jeugdorganisatie.

„Datgene, wat op verschillende plaatsen de onders belet in vrijheid met hunne jongens een vak of beroep voor hen te kiezen en het aan de jeugdorganisatie onmogelijk maakt in deze werkzaam te zijn, is de te lage loonstandaard voor de volwassen werkman zelf.

„Hij is te dikwijls om met zyn gezin te bestaan, aangewezen op de medeverdiensten van zijne, vooral oudste kinderen. Zij moeten daarom dat vak of beroep kiezen, waarin het spoedigst door de jongens het meeste geld verdiend wordt, opdat het