uitsluitend bestemd voor ondersteuning van gezinnen, wiei kostwinner genoodzaakt is buiten zijn woonplaats werk te aanvaarden en zich ter plaatse kost en onderdak te verschaffen. Het Bestuur stelde intusschen als voorwaarde, dat deze onderstand alleen zou worden verstrekt, wanneer het aangewezen werk geschiedt tegen het volgens tarief vastgestelde loon, zoodat geen drukken van het loon er het gevolg van zou zijn.

Binnen door de Eegeering aan te geven regelen meende het Bestuur, dat aan de instituten der Arbeidsbemiddeling de uitvoering van deze maatregelen gerust kon worden toevertrouwd, daar zij over de noodige contrĂ³le beschikken om misbruik te voorkomen.

De vertegenwoordigers der arbeiders in het Bestuur der Arbeidsbeurs konden zich met het voorstel vereenigen, al hadden ze eerst eenig bezwaar, omdat deze zaak feitelijk buiten de taak der arbeidsbemiddeling -om gaat.

Het Bestuur deed ook in het afgeloopen jaar moeite om voor havenarbeiders geschikte localiteiten te vinden, waar ze kunnen komen bij werkloosheid, zulks in verband met een regeling der arbeidsbemiddeling voor deze categorie werkzoekenden, intusschen mocht het niet gelukken een goede oplossing voor als nog te vinden.

Omtrent het aantal werkloozen en de werkzaamheden der werkloosheidskassen geeft het Statistisk Aarbog de volgende gegevens. Het aantal werkloozen, dat in 1917/1918 werd geteld, bedroeg 302776, voor het geheele jaar 1917 was zulks 175814 met gemiddeld 3645000 werklooze dagen. Het grootste percentage werkloozen wezen de metselaars (24 %) en de schilders aan (21,6 %), daarna volgden de losse werklieden (15 %), de bouwvakarbeiders (13,1 %).

Het aantal werkloosheidskassen, dat begin 1917/1918 59 bedroeg, vermeerderde met 5, terwijl 3 kassen zich tot een kas vormden, zoodat het totaal aantal 62 werd.

Deze kassen telden 221311 leden, waaronder 35408 vrouwen tegen respect. 176619 en 24463 in 1916/1917. De ontvangsten bedroegen 6604988 Kr. tegen 3637943 Kr. in 1916/1917, hier van komen voor contributies der leden 2406369 Kr. (1980600 Kr. het vorig jaar), bijdragen der gemeenten 735098 Kr. en van het Eijk 3188804 Kr., waarbij in aanmerking moet worden genomen dat deze subsidies feitelijk de bedragen zijn, welke voor het vorige dienstjaar verschuldigd waren. Daar ze echter steeds na afloop van het dienstjaar voldaan worden, komen ze onder de inkomsten van de volgende 12 maanden.

De uitgaven beliepen 6996305 Kr. (2482374 Kr. over 1916/ 1917), waaronder 6312346 Kr. aan nitkeeringen in verschillenden vorm aan werkloozen en 144178 Kr. als bijdrage in het Fonds voor buitengewone werkloosheid. Het vermogen der kassen met inbegrip van 377306 Kr. van het Fonds voor buitengewone werkloosheid bedroeg op 31 Maart 1918 5368442 Kr., waarby