geen verplicliting van welken aard ook op zieh jegens de door genoemde beurzen aangestelde personen.
Abt. 4. De som, uitgetrokken op bet budget van ëen gemeente of provincie voor het instandhouden eener arbeidsbeurs, is een verplichte uitgave, wanneer de arbeidsbeurs is ingesteld bij K. B. of geregistreerd is onder diegene, die eene staatsbijdrage genieten volgens art. 1.
Abt. 5. Aan het hoofd van elk der arbeidsbeurzen, aangeduid onder de letters a, b en d van art. 1, evenals ook van die welke bij K. B. worden opgericht, moet een commissie worden gesteld, bestaande uit den voorzitter en vier tot acht leden, waarvan de helft vertegenwoordigers der bedrijfsleiders en de andere helft vertegenwoordigers der arbeiders moeten zijn. De voorzitter wordt benoemd door de vertegenwoordigers der beide klassen in gemeen overleg. Bij gebreke van overeenstemming wordt hij gedurende de eerste zes maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit benoemd door het bestuurscollege van het Permanente Comité van Arbeid, bestaande uit den voorzitter en twee onder-voorzitters, en na dien termijn door gegenoemd comité.
De vertegenwoordigers der beide klassen worden benoemd door hunne organisaties volgens regelen, vastgesteld in de statuten van de arbeidsbeurs; bij gebreke van de organisaties, en in geval deze niet voorzien in de benoeming binnen den hiervoor aangewezen termijn, worden zij benoemd, gedurende de eerste zes maanden na het inwerkingtreden van dit besluit door het bestuurscollege van het Permanente Comité van Arbeid en daarna door genoemd Comité.
Tot de taak der Commissi» behoort:
a, De benoeming van het personeel der arbeidsbeurs en de vaststelling van hun salaris.
b. Het toezicht op het functioneeren van de arbeidsbeurs.
c. Het uitbrengen van een jaarlijksch verslag over de door de arbeidsbeurs aan den dag gelegde werkzaamheid en het mededeelen der zich bij haar voordoende onregelmatigheden en misstanden aan de lichamen, welke de arbeidsbeurs hebben opgericht.
d. Het vervullen van andere functies die haar door de statuten van de arbeidsbeurs zullen worden opgedragen.
De benoeming van den directeur der bij K. B. ingestelde arbeidsbeurzen moet worden goedgekeurd door den Minister van Nijverheid, Handel en Arbeid.
Aet. 6. Hij, die geroepen om deel nit te maken van de Commissie, bedoeld in art. 5, weigert het ambt te aanvaarden of niet op de zitting tegenwoordig is zonder gegronde reden, wordt gestraft met een boete van 25 tot 250 Lire.
Het opleggen der boete geschiedt bij rechterlijk vonnis. De rechter kan, in geval dat de ongegronde afwezigheid zich by meer dan twee zittingen heeft voorgedaan, op vordering van