geopend, teneinde de uitbuiting van den arbeid door de winstbeoogende plaatsingsagentschappente beteugelen. Steeds werden deze maatregelen door de vakvereenigingen ijverig gesteund.

In 1913 waren tien van de 48 Staten met het oprichten van arbeidsbeurzen begonnen, Ilinois ging voor met 9 arbeidsbeurzen in Chicago en elders, terwijl andere Staten slechts op papier regelingen troffen. Over het algemeen hadden deze beurzen geen succes als arbeidsbeurzen ; zij werden feitelijk grootendeels in stand gehouden tot het verzamelen van werkloosheidsstatistieken (Statisties of Employment) en stonden gewoonlijk onder controle van de ambtenaren van de statistiek bij de Departementen van Arbeid der afzonderlijke Staten. In 1913 richtten de Staten New-York en Wiscinsin echte arbeidsbeurzen op.

Ondertussehen hadden een aanzienlijk aantal steden op eigen kosten vrije arbeidsbeurzen opgericht, terwijl er zich ook een groot aantal burgelijke, kerkelijke en buurtvereenigingen op kleine schaal met arbeidsbemiddeling waren gaan bezighouden. In New-York waren ongeveer 120 van deze organisaties in functie en er w'crd een poging gedaan de beste van haar te laten samenwerken met den bemiddelingsdienst van den Staat New-York, door middel van een Clearing House. Geen stappen werden echter gedaan om den winst beoogenden plaatsingsagentschappen den kop in te drukken, waarvan vele duizenden met werkgevers en allerlei soorten van arbeiders voeling hielden en nog steeds houden.

Terwijl aldus de staten, de gemeenten en particuliere plaatsingsagenten alle een rol hadden vervuld, had de bondsregeering op een kleine uitzondering na tot den oorlog toe niets gedaan. Die uitzondering was het Nationale Bureau van Immigratie, een afdeeling van het Departement van Arbeid, hetwelk een aantal arbeidsbeurzen had, meest in havensteden tot het plaatsen van immigranten. In 1917 breidde het Bureau zijn beurzen in de steden van het binnenland aanmerkelijk uit, teneinde tegemoet te komen aan het steeds groeiende gebrek aan gewone arbeidskrachten en aan het eind van 1917 waren 90 arbeidsbeurzen in functie.

Aldus klein begonnen, was de arbeidsbemiddeling in de Vereenigde Staten eerst in zijn tegenwoordigen vorm georganiseerd in Januari 1918 teneinde te voorzien in een orgaan ter mobiliseering en juiste verdeeling van het industrieele leger. Aanvankelijk was zij onvoldoende financieel gesteund, daar zij slechts £ 59.000 van het Congres ontving en £ 165.000 uit het speciale fonds van den President. Den eersten Juli 1918 echter, gaf het Congres nog £ 1.100.000 teneinde den Dienst in staat te stellen haat werkzaamheden te ontwikkelen.

Met het oog op het feit, dat de afzonderlijke Staten reeds in een aantal gevallen hun eigen bemiddelingsdienst hadden, stelde men tenslotte vast dat de Staat de administratieve een-