gehouden met de grootte van het gezin, in dien zin, dat voor elk kind de uitkeering met een bepaald bedrag wordt verhoogd.

De controle op de werkloosheid, d. w. z. het nagaan of de betrokkenen nog inderdaad werkloos zijn, waartoe gewoonlijk wordt gevorderd het een of meermalen daags teekenen van aanmeldingslijsten, doch welke controle ook op andere wijze mogelijk is, zou ook kunnen worden opgedragen aan de raden van arbeid.

De heer Morren acht doorvoering van deze, verplichte werkloosheidsverzekering over de heele linie mogelijk, ook al doordat zij zoo nauw verbonden zou worden aan de overige takken der arbeidersverzekering. ~Zij zullen toch ongeveer dezelfde categoriëen van arbeiders omvatten. Over dat contact nu kunnen de met de uitvoering der verzekeringswetten belaste organen, de raden van arbeid en, onder deze, hunne agenten met de persoonlijke en economische omstandigheden der verzekerden dermate op de hoogte zijn, dat eene goede uitvoering der wet vanzelfsprekend is gewaarborgd”.

Over de positie der vakvereenigingen laat de heer Morren geen illusies bestaan. De Staat zorgt voor de inning der premies. ~De uitkeeringen zouden de vakorganisaties zelf kunnen verstrekken met bevoegdheid deze, binnen bij de wet bepaalde grenzen, hooger te stellen dan de staatsuitkeeringen. Voorzoover zij tot dat bedrag komen, behoort de Staat de gedane uitkeeringen terug te geven. Uiteraard zou een en ander moeten geschieden onder controle van de organen van den staat. Het valt niet te ontkennen dat aan dit stelsel bezwaren verbonden zijn, voornamelijk dit, dat de beteekenis van de vakorganisaties hier bijna uitsluitend eene administratieve is, doch dat is een uitvloeisel van de hier vooropgezette beginselen en de taak der vakorganisaties is een geheel vrijwillige, zoodat zij er te allen tijde afstand van zouden kunnen doen”.

Ziet daar het nieuwe stelsel. Het is alles doodeenvoudig, zooals op papier een zuiver bureaucratisch stelsel, dat van bovenaf wordt opgelegd, eenvoudig is. Waarlijk, in zoo’n stelsel is de vakvereeniging eigenlijk het vijfde rad aan den wagen ; de heer laat dat zeer terecht doorschemeren. De verzekerde wordt nu eenvoudig de geadministreerde. De ambtenaar verzorgt alles volgens uniforme, altijd en overal geldende regelen. De ambtenaar kent de persoonlijke en economische omstandigheden der verzekerden. Wat bedoelt de heer Morren hier met het woord : economische ? Kent de ambtenaar de mogelijkheden om werk te bekomen, die het bedrijf biedt ? Is de ambtenaar alwetend of wordt de Raad van Arbeid alwetend door het getal der aan te stellen ambtenaren ?

Wat is nu het voordeel van deze regeling boven de bestaande, behalve dat zij groepen arbeiders, die de behoefte aan deze verzekering nog niet zoo hebben gevoeld, spoediger onder de verzekering brengt ? Voldoet dit stelsel nu aan de hoogste