wijs genoten. Daaronder waren echter 122869 kinderen, die nog op de lagere school gingen.

Verdergaand onderwijs werd slechts genoten door de volgende aantallen :

26429 meer uitgebreid lager onderwijs.

39779 herhalingsonderwijs. 21742 middelbaar of gymnasiaal onderwijs.

9272 op kweek- en normaal scholen.

48483 op vakscholen (dag- of avondscholen). 7882 op allerlei andere inrichtingen.

Het is derhalve treurig gesteld met het eigenlijke onderwijs voor deze categorie van jeugdigen. Zooals ik reeds opmerkte geeft de vrije jeugdorganisatie, de onschoolsche ontwikkeling, een minder ongunstig beeld. Toch is ook op dat gebied nog veel te doen. Voor den staat is hier de taak weggeld eenheid te brengen, leiding en steun te geven zonder de vrije ontwikkeling te belemmeren.

De Commissie stelt voor naast wettelijke verbeteringen, zooals uitbreiding van het verbod van kinderarbeid, verlenging van de leerplicht, verphcht voortgezet onderwijs, enz. over te gaan tot de oprichting van een Centrale Jeugdraad, waaronder geleidelijk districts-jeugdraden en in de groote plaatsen locale jeugdraden gevormd moeten worden.

Deze raad zou tot taak moeten krijgen de Regeering van advies te dienen en plannen voor te leggen ten aanzien van alle onderwerpen, die de vrije jeugdvorming betreffen. Hij zou toezicht moeten houden op het bestaande jeugdwerk, gegevens verzamelen, inlichtingen verstrekken aan openbare besturen en autoriteiten, maatregelen beramen tot bevordering der belangstelling in de vrije jeugdvorming, enz.

Het eerste gevolg van dit rapport was dat de Minister van Onderwijs een post op de begroeting heeft gebracht voor de instelHng van zulk een Raad.

De kamer keurde de post goed. Bij Koninklijk Besluit van 11 Mei 1920 werd de Centrale Jeugdraad opgericht.

Den Hen Juni 1.1. heeft de Minister den Raad geïnstalleerd.

Wij maken hier van deze zaak melding omdat het werk van het onderwijs der rijpere jeugd en der vrije jeugdvorming ten nauwste samen hangt met de voorlichting bij de beroepskeuze. '

Vooral is dit het geval wat betreft de ~follow-up arbeid, het nagaan van het verloop der adviezen hetwelk tevens medebrengt een soort van toezicht op het beroepsleven der geadviseerden. De leiders van jeugdclubs, enz. kunnen hier met de bureaux voor beroepskeuze hand in hand werken.