diensten der leden in klassen hebben gesplitst. Daarbij kan nog de bepaling zijn getroffen, dat de uitkeering gelijken tred houdt met de bondscontributie. Moet nu de eisch o-esteld worden, dat men bij overgang in een hoogere contributieklasse eerst gedurende den reglementairen wachttijd (b.v. 26 weken) in die hoogere klassen moet hebben betaald om recht op de hoogere uitkeering te hebben? O.i. zal het antwoord hierop slechts dan toestemmend mogen luiden, indien het reglement het uitdiukkelijk bepaalt. Vermeldt dat reglement dus zonder meer dat men recht op uitkeering heeft naar gelang van de klasse, waarin men conti ibueert (voor den Bond), dan behoort o.i. die eisch niet te worden gesteld.

Kan uitheering voortgang vinden, indien een werlclooze om persoonlijke redenen tijdelijk naar elders vertrekt? Deze vraag zal zeker niet eens voor al hetzij toestemmend dan wel ontkennend beantwoord kunnen worden. Elk geval dient bekeken te worden.

Toestemmend zal bet antwoord o.i. alleen kunnen luiden indien:

a. de kans op bet verkrijgen van werk in de plaats der inwoning vrij gering is;

b. het overtuigend bewijs is geleverd of aannemelijk is gemaakt, dat er klemmende redenen bestaan die tot bet oponthoud elders nopen;

c. voor behoorlijke contróle en inschrijving bij de Arbeidsbeurs wordt zorg gedragen.

Be arbeidsbemiddeling als middel om uitwassen der werkloosheidsverzekering tegen te gaan. Het bleek ons in de praktijk herhaaldelijk hoe weinig de niet „vakmenschen” bekend zijn met de diensten, die een juist gebruik van de arbeidsbemiddeling kan bewijzen bij het toetsen van de arbeidsbewilligheid. Wel wordt er niet zoo’n klein beetje gemopperd dat de werkloosheidsverzekering misbruikt wordt voor doeleinden, waarvoor zij niet in het leven is geroepen, doch hoe zich hiertegen te verweren, men weet het niet.

Hier nu kan een rustelooze voorlichting goede vruchten afwerpen. Den werkgever moet bijgebracht worden, dat zijn mopperen noch de autoriteiten, die met het toezicht belast zijn, noch de besturen der werkloozenkassen in staat stelt te constateeren of passend werk niet wordt aanvaard. Daartoe is noodig, dat dit werk ook wordt aangeboden en de Arbeidsbeurs is dan natuurlijk het orgaan waartoe zich te wenden. Doch dit houde men in het oog, dat het geen pas geeft, dat de werkgever de arbeidsbemiddeling alleen gebruikt als hij min of meer met de werknemers overhoop ligt. De bemiddeling zou hierdoor zeker geschaad worden. In aller belang propageere men dus een voortdurend gebruik van de Arbeidsbeurs.

Centrale loonadministratie. Wij maakten vroeger reeds melding