Het ligt toch voor de band, dat men geen onderscheid kan maken tusschen werkgevers wier arbeiders eene organisatie met werkloozenkas hebben en werkgevers, die alleen ongeorganiseerden in dienst hebben.

Ware dit mogelijk, zoo zou men de organisaties allerminst een dienst bewijzen ; immers een werkgever zonder georganiseerde arbeiders zou een voorsprong hebben boven zijn collega’s, die deze wel hebben en de georganiseerde en verzekerde arbeiders zouden bij de niet georganiseerde en niet verzekerde ten achter staan.

Aangenomen dus, dat dit onderscheid onbillijk en onwenschelijk is, dan is de eenige mogelijke weg, dat alle werkgevers bijdragen, maar dan mag daarvan toch niet ’t gevolg zijn, dat een werkgever, die alleen onverzekerde werklieden in dienst heeft, jaarlijks een aanzienlijk bedrag voor verzekering betaalt, zonder dat een zijner werklieden daar ooit voordeel van hebben kan.

Zijn we eenmaal dezen weg ingeslagen, zoo blijft ons niets anders over dan de wettelijke verplichte verzekering te aanvaarden.

Nu behoeft men daarbij de verzekering over de vakvereenigingen nog niet af te schahen, dit leert ons het Engelsche stelsel, maar ik vraag mij toch af of het thans wensehelijk is naast het geldende en zich krachtig ontwikkelende instituut der werkloosheidsverzekering, berustende op het groote belang, dat de vakvereenigingen daarbij hebben, de verplichte verzekering in te voeren, die de maatschappij weer in een nieuw keurslijf van hinderlijke bepalingen steekt, die ’t bij de invaliditeitswet zoo gehate Systeem van plakzegels ten tweede male in voert, die een geheel ambtenaars-corps met de onvermijdelijke bureaucratie in de wereld roept, en een groote verwarring zal stichten daar waar alle reden is te verwachten, dat geleidelijke ontwikkeling van het bestaande tot bevrediging zal strekken.

Als men nagaat hoe moeilijk het nu reeds is te zorgen, dat er gelijkheid van behandeling is bij de verschillende vakvereenigingen, dan kan men gissen hoe deze taak verzwaard zal worden, indien men buiten de vakvereenigingen om ook nog met wettelijk verzekerden te maken zal hebben.

Ook om een andere reden acht ik het ongewenscht, dat de werkgevers bijdragen.

Thans heeft de Commissie van Advies voor de werkloozenverzekering groote;n invloed op den gang van zaken bij de verzekering.

Daarin zijn vertegenwoordigd het Rijk, de gemeenten en de vakbonden. Of die Commissie op dezelfde wijze zal blijven werken of misschien grootere bevoegdheid zal verkrijgen moet nog afgewacht worden, maar vertegenwoordigers van de belanghebbende mede betalende corporaties zullen er toch in moeten gehandhaafd worden.