Nopens deze en andere lijsten van kloosters en Abtdijen merkt men terecht aan, dat dezelve zeer gebrekkig zijn gesteld; ook is ’tniet wel mogelijk, eene volkomene en juiste optelling van die gestichten te geven.

De schrijvers der Nederlandsche oudheden, hoe omzichtig doorgaans, begaan mede in dit stuk verscheidene fouten.

De opstellers van het Groot Algemeen Woordenboek 1) op den naam Abdijen, zeggen, ïdat, dewijl nergens in eenige historie eene naamlijst van de Abdijen dezer landen gevonden wordt, en de registers der boeken, die van de oudheden der Vereenigde Nederlanden handelen, al te gebrekkelijk zijn om dezelve daarin te kunnen nasporen, zij dezelve, met veel moeite, uit vele schrijvers, bijeen gezocht hebben; zullende hetgeen aan deze lijst (der abdijen) ontbreken mocht, op |t artikel der kloosters in ’t vervolg aangewezen worden”. Of het die geleerde mannen aan genoegzaam onderricht ontbroken heeft, weet ik niet, althans vind ik in hun werk geen het minste gewag van kloosters gemaakt. Wij moeten ons derhalve met hunne lijst der abdijen vooreerst vergenoegen, en zullen hier, zooals wij dezelven gevonden hebben, ter neer stellen. Ziehier dezelve, voor zooveel Friesland betreft.

Abdij te Dohkum, van reguliere kanunniken van de orde der Norbertynen of Premonstratensen.

Abdij te Bergum, van Augustijnen, gelegen te Bergum, in Tietjerksteradeel.

Bétanie of Foswerd, in Oostergo (zoo ook zijn de twee voorgaande in Oostergo gelegen), eene abdij van Benedictijner broeders en zusters.

Bloemkamp of Oldeklooster, eene abdij van de Cisterciënserorde, in de Grietenij Wonseradeel, in Westergo.

Jerusalem, Gerricum of Gerriksklooster, te Atigustinusga, onder Achtkarspelen; eene abdij van Gisterciënsers.

1) Hoogstrateu’s Woordenboek, lett. A.