Schotsche verraders onder mijne oogen te brengen?”

»Sire,” antwoordde de gravin met waardigheid, »de koningen van Engeland zijn gewoon, om ook de bede der armste vrouw in genade aan te hooren. Vergeef het ons dus, dat de liefde tot onze echtgenooten en kinderen ons den moed gaf voor uw aanschijn te treden en uwe barmhartigheid af te smeeken.”

»Hun de vrijheid geven? Opdat zij bij de eerste gelegenheid de beste opnieuw kunnen samenzweren voor dien ouden gek, dien Stuart? —»Neen,” zeg ik, »hun hoofd zal vallen en wel op de eerste plaats dat van dien verwaten paap Nithsdale! Ik zal toonen wie ik ben, en ik zal die weerbarstige Schotten wel tot rede brengen.”

o De koning keerde zich om en wilde gaan; maar de gravin greep zijn kleed en smeekte andermaal onder een stroom van tranen om erbarmen. Zij sprak, zij bad, gelijk liefde en wanhoop het haar ingaven. De heeren van het gevolg waren aangedaan, maar geen hunner waagde het zyne smeekingen met de hare te vereenigen; zij vreesden de verbittering des konings. Hij wilde haar niet aanhooren en ging weg; in de overmaat harer smart klemde zij zich echter aan zijn kleed vast en zoo werd zij door hem formeel door de voorkamer gesleept. Nu gaf hij een teeken aan de schildwachten, en de ongelukkige werd met geweld van den vertoornden monarch losgerukt. Haar blik volgde hem echter, maar toen hij driftig de deur achter zich had dichtgeslagen, schemerde het haar voor de oogen; met een doordringenden gil stortte zij als levenloos op den vloer neêr.

Eenige hofdames hadden medelijden met de ongelukkige en trachtten haar te troosten, toen zij weder tot bezinning gekomen was. Maar Winifrida schudde weemoedig het hoofd. »Ik heb reeds van te voren aan vergiffenis geen geloof geslagen”, zeide zij; sthans is de ondergang van mijnen echtgenoot bezegeld. De koning zal sedert het jongste tooneel dennaam Nithsdale dubbel haten.”