teud en inderdaad van belang, zooals uit de gegeven opsomming blijkt. Wij bevelen de toekomst dezer missiën dan ook dringend in de gebeden en de liefdadigheid der leden van het Genootschap der 11. Kindsheid. Inderdaad het is een werk van zielenijver, als wij door onze stoffelijke aalmoes, zoowel als door de aalmoes van ons gebed, die bisschoppen, die kloosterlingen, die bewonderenswaardige priesters ondersteunen, die zoo goed gehoorzamen aan dit woord van den goddelijken Meester: Gaat en onderwijst alle volkeren., hen doopende in den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes.

AFRIKA.

Brief van den Hoogeerw. Heer Genie, missionaris in Cimbebasië.

1. Vooruitgang.

fóór vier jaren telde ons weeshuis een zestigtal kinderen. Wij hadden geene Zusters om de meisjes op te voeden ; daarom moesten wij alle, die ons te koop aangeboden werden, afwijzen. De heidenen stelden geen vertrouwen in ons en maar zelden mochten wij er eenen doopen. Op ’t oogenblik staan de zaken heel anders Onze volwassen jongens vormen een christen dorp van 12 familiën, een dertig kinderen zijn gestorven en toch hebben wij er nog 200 over, waaronder 50 meisjes, die door de Zusters van den H. Joseph opgevoed worden. De missie heeft vier groote inrichtingen en de heidenen geven ons hunne kinderen ter opleiding over. Reeds zijn meer dan 500 kinderen uit iverschillende stammen gedoopt. Wij kunnen dus met vreugde getuigen, dat wij een schoonen oogst voor den hemel inzamelen.

2. Bezigheden onzer kinderen.

Degenen, welke wij tot familiën vereenigd hebben, moeten zelf in hun onderhoud voorzien. Zij helpen den missionaris het