wist nog niet welke kwellingen en welke marteldood hem te wachten stonden. Doch laten wij de gebeurtenissen niet vooruitloopen.

De weezen en een goed aantal christen werklieden van Sja-la-eul namen dan hun intrek in de gehouwen van het college. Zij waren nu op vacantie, maar de vroolijkheid van vroeger was weg : dikwijls keken zij naar den kant van hun oud huis; zij verwachtten , dat zij het spoedig in vlammen zouden zien opgaan.

Intusschen waren alle christen woningen bij de stad vernield en de christenen meedoogenloos vermoord. Het begon in het Nan-tang al even onveilig te worden als eenige dagen vroeger te Sja-la-eul. leder oogenhlik meende men de Boksers binnen de muren te zullen zien. Reeds waren er in de stad verscheiden christenen vermoord.

Den 13 Juni ’s avonds waren Broeder Grescens (een Franschman) en de beide Sineesche Broeders Joseph-Maria Ado en Joseph-Maria Gandidus alleen hij de weezen. Omtrent 9 uur ’s avonds zien zij aan de oostzijde een uitgestrekten brand. Zij klimmen op het terras en hebben spoedig begrepen dat de schoone kerk van het Toeng-tang de prooi der vlammen is geworden. Weldra zou dus ook het Nan-tang aan de beurt komen : het werd hoog tijd om zich tot den marteldood voor te bereiden.

Echter waren de kinderen op het gewone uur te bed gegaan en sliepen gerust; doch tegen middernacht werd er aan het portaal van het college eenige malen geklopt. De Broeders die op het terras de wacht hielden , kwamen naar beneden en naderden voorzichtig het portaal. ... Boksers zijn het blijkbaar niet, want zij spreken Fransch. De Broeders doen open, en zien vóór zich een twaalftal Europeanen, tot de tanden toe gewapend , die zeggen opzettelijk gekomen te [zijn om de Paters, Broeders en Zusters naar de gezanfschapsgebouwen te brengen. En de kinderen dan ? Geen denken aan: die kunnen wij niet meenemen. Goed', danjhlijven