schaapjes op de wei, en wenkte ons goeden naciit, den eersten nacht op Tumleo.

Den volgenden morgen werd ons huis ingezegend, en daarna hadden wij de H. Mis. Nog eer deze uit was, had zich een geheele troep kinderen vertoond , die met smart op ons wachtten. Na het ontbijt begon ik mijn dagwerk met de kleeren der kinderen wat te verstellen. Een meisje begon te schreien , toen zij merkte dat ik met een naald op haar afkwam.

Nu moest nog in huis alles in orde gebracht worden, en zoo ging er een heele week mee heen , eer de boel klaar was.

3 April. Het was de tweede Paaschdag. Dezen dag had de Heer uitgekozen om bij ons onder één dak te komen wonen. Welk een geluk, welk een genade voor ons! VSij hadden , zoo goed wij konden , de kapel versierd. Potjes, kruiken, ja zelfs het zeepbakje moest dienst doen. Ik was als een koning zoo blij , toen ik alles bijeengehroddeld had.

Nu was het ons zoo wel om het hart: te voren gevoelde men zich alsof er nog iets bijzonders in het huis ontbrak.

29 April. Heden ging ik terstond na de H. Mis het hosch in, een steenworp ver van huis, om wat groen voor het Meialtaar te zoeken. Daar deed ik eene belangrijke ontdekking. Ik vond een heele menigte doodshoofden, 17 in getal en nog veel ander gebeente Zooals gij al wel in de « Stadt Gottes" zult gelezen hebben, worden de lijken na 20 a 24 maanden opgegraven en de overblijfselen naar een daartoe bestemde plaats gebracht. Het betreden van zulk een plaats wordt door de Kanakken als iets van zeer kwade voorheduiding, ja zelfs als levensgevaarlijk beschouwd. Ik ga nu dikwijls naar die plaats; zij is immers zoo juist geschikt om eene overweging over het armzalig bestaan des menschen en zijn uiteinde te houden.

9 Mei. Heden heb ik aan de kinderen de eerste zangles gegeven , en een begin gemaakt met de toonladder.

18 Mei. Vandaag heb ik een begin gemaakt met het on-