AFRIKA.

APOST. VICARIAAT VAN MADAGASKAR.

Brie[ van Zuster Sinte Margaretha, religieuse van de Voorzienigheid, aan Mgr. den Algemeenen Directeur

Rétafo, 9 September.

Monseigneur ,

wij in het Apostolisch Vicariaat van Ma- het feest van onzen luisterrijken Patroon en Beschermer: den H. Petrus daver.

Ik heb gemeend, Mgr., niet beter te kunnen doen tereere van dien groeten Heilige dan U wai te komen spreken over onze dierbare zwarten. Wy weten hoeveel belang gij in hen stelt en hoe gelukkig gij U acht ons eenige hulpmiddelen te verschafl'en om ons te helpen hun goed te doen. Zonder U, Mgr., zonder het Genootschap der H. Kindsheid, zonder de hulp die gij de gij de goedheid heht ons te zenden, weet ik waarlijk haast niet wat wij hier zouden kunnen uitrichten. Maar wij zijn de kinderen der Voorzienigheid , en die goede Moeder heeft ons eens te meer bewezen , met welke teedere zorg zij over ons waakt. Waarlijk Monseigneur, Uwe edelmoedige aalmoes is ons verleden jaar juist van pas geworden. Toen toch beroofde de sluiting van al onze Huizen in Frankrijk ons van kleine bijdragen die ons Instituut ons verschafte, en wij bevonden ons in de grootste verlegenheid, om onzen arbeid onder onze dierbare Malkassen voort te zetten. Onze buiten leerlingen, altoos talrijk te Antsirabé, te Arivonimamo, vooral te Bétafo, waar hun aantal tot bijna 300 gestegen is; de bezoeken aan onze christenen; de catechismuslessen in de dorpen verafgelegen van het middelpunt der Missie; de opvoeding en het onderwijs van onze 80 weezen : dat alles eischte wel dat de 15 religeuzen der Voorzienigheid, die onze kleine