voegden zich hij haar en zonder verwijl stelden zij zich op weg naar China. Moeder Provinciale Ermelinde zelf wilde haar vergezellen.

Gekomen aan de grenzen, verder liep het spoor nog niet, moest men de vervoermiddelen nemen, die in dat land gebruikelijk zijn. De eene steeg in een draagstoel, de andere in een stootkarretje, nog anderen in een kar met buffel of muilezel. Deze schilderachtige karavaan trok af op den stroom, die naar Long-tsjéoe vloeit. Langs den heelen weg waren de Fransche officieren op de grensposten uiterst gastvrij, en stelden de schoonste kamers, de gemeenschappelijke zalen ter beschikking der Zusters.

Aan den stroom gekomen , namen de reizenden plaats in een licht vaartuig (drie planken) dat werd toevertrouwd aan de hoede van Sint Michaël. De mariniers gaven aanstonds het teeken tot vertrek , lichtten de schuit met hunne lange bamboesstokken en de « drie planken” zet zich in beweging naar Long-tsjéoe « stad van den draak.” Het was laag water en vaak schoof het vaartuig vast op de zandbanken. Alsdan sprongen de mariniers te water, stieten wilde kreten uit en deden de boot over de kiezelbanken schuiven.

Intusschen viel de nacbt en men kon niet aan wal gaan. Tot aan den morgen hielden zich de Zusters neergehurkt op den bodem van haar scheepje. Om de waarheid te zeggen, zij waren niet al te gerust , en meerderen van haar sliepen slechts met één oog, want de roovers maakten deze streken onveilig en zelfs de tijger was niet ver af.

Eindelijk na twee dagen varens, den 15<ien December bij den dageraad, verliet het vaartuig de f ransche wateren om te vlotten op de wateren van het Hemelsche Rijk. Met geestdrift begroetten de Zusters baar nieuw vaderland; zij hielden niet 0|) met bare verwondering te uiten over de booge bergen en de buitengewoon groote rotsen langs de oevers; zoo bekoorlijk vonden zij de zedige jonge cbineesjes, die kwamen water putten uit den stroom; bet scheen haar zelfs dat