kinderen. Den 24'» een kind van christen ouders, nauwelijks 3of 4 dagen oud: de moeder zelf bracht het ons. Een priester , die vernomen had, dat de rampzalige vrouw het om het leven wilde brengen, bracht haar van dit plan af, en haalde haar over om er mee naar ons gesticht te gaan ; uit vrees, dat de moeder soms weer tot haar eerste besluit mocht terugkeeren, had hij de kleine al vast gedoopt. Enkelen dagen later kwam de politie aan het gesticht om zich te vergewissen of het kind levend bij ons gebracht was, en of het soms sporen van geleden mishandeling aan het lichaam droeg. Wij antwoordden van neen, zonder iets te zeggen van hetgeen de arme vrouw had willen doen, of iets anders te haren laste te laten blijken; want het kwam ons voor, dat zij stilzwijgend smeekte haar te sparen. Het tweede kind was een jongetje van hooge kaste, met name Atmanand, iets meer dan een maand oud, dat ons ’s anderendaags den 25®» October, gebracht werd. Het had geen vader of geen moeder meer, maar alleen eenige bloedverwanten, die daar rijk waren. Eene nicht nam op zich , voor het onderhoud van het kind te betalen , en zorgde ook voor eene voedster. Doch geen zorg of verpleging mocht hier baten ; de kleine werd bedenkelijk ziek; en nu kwam die nicht bij zijn bedje zitten ,en verliet het om zoo te zeggen, niet meer tot aan het laatste oogenblik. Gelukkig hadden wij bijtijds , terwijl die dame zich even verwijderde, het jongetje gedoopt onder den naam van Joseph. Toen zij na het afsterven van het knaapje ons verliet , kon zij ons niet genoeg hare dankbaarheid en hare bewondering uitdrukken over onze goedheid jegens haar; zij herhaalde gedurig, dat zij nimmer zou vergeten , wat wij voor haren kleinen beschermeling gedaan hadden. Ja, wij hadden hem (maar dat wist zij niet) de grootst mogelijke weldaad bewezen met hem tot een kind Gods en lidmaat der H. Kerk te maken.

Niet lang geleden brachten twee mannen ons een zoontje van zekeren mahomedaan, met name Jahu. De moeder, zei-