hij zelf een huis vol kinderen heeft. Een dochtertje van hem, zeven jaar oud, heeft hij mij gegeven voor gezelschap.

Maar hoor eens, bestemoer, dat kunt ge zoo niet volhouden, drie keeren elke week zoover loopen naar den catechismus , een uur heen , en een uur terug; zoo zijt ge lang dood eer gij uwen catechismus kent. Ik kwam liever wat dichter bij de kerk en het klooster wonen : ge kunt hier in de huurt licht een huisje krijgen.

Mijn tegenwoordig hutje verlaten , om hier ergens te komen wonen, neen , Zuster, dat doe ik liefst niet. Ik heb rust en stilte noodig, en daarom bevind ik mij ginds zoo goed. Daarbij komt, dat hier middenin de huishuur hooger is, en ik hen geen sou rijk. En wat het volhouden betreft, Onze Lieve Heer zal mij de noodige krachten geven; ja zeker, die zal Hij mij geven. Hij ziet immers hoe ik voor zijne voeten nederkniel; ik zeg Hem , dat ik alleen verlang Hem te dienen ; en zou Hij mij dan de noodige kracht niet geven voor mijne oude beenen ?”

Er hielp geen praten aan ; haar vertrouwen op God stond vast als een rots. De Zuster bood zich aan om voor haar onderstand te bekomen tot het huren van een naderbij gelegen verblijf, maar zij antwoordde : « Och , Zuster, nu Onze Lieve Heer al zooveel voor mij gedaan heeft, kunt gij toch niet willen, dat ik op Hem niet blindelings meer zou vertrouwen. Gij moest eens weten, wat Onze Lieve Heer allemaal voor mij gedaan heeft 1” En daarop begon de goede Aurelia met aandoening en dankbaarheid ons Gods wonderlijke leiding, die zij ondervonden had, te verhalen. Laten wij tot onze stichting haar verhaal aanhooren.

« Toen ik jonger was, had ik mijne moeder nog; ik hield veel van haar, en kon het nooit over mijn hart krijgen van haar te scheiden. Doch moeder werd al oud ; en hoe ouder zij werd, des te meer sprak zij over haar naderend einde. Dat hoorde ik niet gaarne, het bedroefde mij erg, en ik